[J. de David]
David (J. de), Predikant te Steenwijk in het midden der zeventiende eeuw, vervaardigde onder anderen een lofdicht op de Sondekraem, ter bekeerde Salichheyd van D. V. Baard, dat vrij vloeijend gedicht is, zoo als blijkt uit de volgende regels:
Keert weder Menschen kind! keert weder vant verderven,
Want waarom zoud gy zoo in uwe zonden sterven.
Stort tranen van berouw (de deur van Gods genaa
Staat den boetveerdigen nog open vroeg en spaa)
Roep't tegen het geweld, en babel der gebreeken,
Neem't alle zonden weg, die in myn ziele steeken
En wascht my in de heyl-fonteyn van Christi bloed
Geopent voor de schuld van all die boete doet.
Willt, will' u haastelyk tot deese bron begeven
En drinken wateren van 't heylig zalig leven;
Dan sull't gy zien den schatt, die dit geschrift is waard
Dewyl 't uw zielen heyl, en vree, en vreugde Baert.