Nieuw biographisch, anthologisch en critisch woordenboek van Nederlandsche dichters. Deel 1
(1844)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 86]
| |
jongeling een uiterst zeldzaam geworden Rijmwerk in het licht bij Casparus Cotius (1682) onder den titel: Den Nieuwen Suntvloet, Vertonende den Oorspronck, Begin, en Eynde van alle hoge Water-vloeden, in 't Christendom, en in 't bysonder in Nederlandt voorgevallen, en wel voornamelyck van de laeste seer gevaerlycke hoge Vloet op den 28 Januarii deses jaars 1682. Dit zonderling zamenraapsel van geschiedkundige bijzonderheden en oude wijven-praatjes, met eenige Bijbeltexten en Christelijke toepassingen gesausd, bevat eene zoodanige rijmelarij, als waarvan men de wedergade moeijelijk elders dan bij de Rederijkers van de minste soort aantreft. Tot eene kleine proeve diene het navolgende:
Vele Geleerde zyn van dit gevoelen: dat
Eer Noach de Wyngaert gepland heeft, niet en schoncken,
Als wel Klaerwater, 't welck de menschen als doen dronken Gen. 9: 20.
Wanneer dat Abraham sijn dienstmaeght weg liet gaen,
Stond 's morgens heel vroeg op, wat heeft hij doen gedaen?
Een Flesch met water nam, en broodt, en hy leyde
Dat op de schouderen van Hagar; aen haer zyde
Stond' haar jong suygeling.
Of hij in latere tijd nog meer rijmen heeft uitgegeven, is ons niet gebleken. |
|