[J.A. de Zwaan]
ZWAAN (J.A. de), te s'Hage geboren, werd in 1816 als klerk den toenmaligen archivarius toegevoegd, en vergezelde dezen op zijn reis naar Belgie ter terugvordering van de te Bergen, in Henegouwen, berustende Hollandsch Charters. Later verving hij als Commies en Chartermeester de Fouw, die onder de voormaligen Staten van Holland in dezelfde betrekking bij het Rijks-Archief was werkzaam geweest. De gevorderde jaren van Wijn en de toenmalige ongunstige plaatsing van het Rijks-Archief gaven aanleiding, dat de Zwaan meer dan iemand anders zekere vertrouwdheid verkreeg met het onder zijn toezigt geplaatste depôt, zoodat hij in de gelegenheid was de aan van Wijn opgevolgde Rijks-Archivarissen met raad en daad bij hunne onderzoekingen bij te staan. Zeer naauwkeurig had hij zich met den gang der zaken bij de voormaligen collegien van Holland, bij de Staten-Generaal en den Raad van Staten weten bekend te maken, eene kennis van onschatbare waarde voor elk, die uit de Archieven licht wenscht te putten over den zamenhang der gebeurtenissen of den oorsprong van regten. Een proeve van zijn dienstijver gaf hij bij het redden en nader rangschikken van de overblijfselen van het archief van Marine na den brand van het Departement. Schoon niet tot geleerde opgeleid, heeft hij echter der geschiedenis gewigtige diensten bewezen. Hij overleed den 28 Januarij 1862, in den ouderdom van 63 jaren. Zijne verdiensten zijn erkend door den koning, die hem tot ridder der orde van den Nederl. Leeuw, door den keizer van Rusland, die hem tot ridder der Stanislaus orde 3e kl., de New-York Historical society, het Provinciaal Utrechtsch Gedootschap en de Maats. van Ned. Letterk. die hem tot lid benoemden.
Zie J.C. de Jonge, Leven van van Wijn; Schotel, Brief aan den Hoogl. de Wat over het Archief te s'Hage bl. 15, 16, en bl. 18,