[Henricus Zoesius]
ZOESIUS (Henricus), zoon van den vorige, in 1571 te Amersfoort geboren, legde aldaar de gronden zijner taalkennis, oefende zich vervolgens te Leuven in de Grieksche taal de wijsbegeerte en regtsgeleerdheid, waarin hij het Rectoraat verkreeg. Hij vond gelegenheid met den Graaf Christoffel van Elten eene reis naar Spanje te doen en vertoefde eenigen tijd aan de Hoogeschool van Salamanca, waar hij vele vrienden verwierf en bewonderd werd wegens zijne ervarenheid in de regtsgeleerdheid in zoo jeugdigen leeftijd.
Te Leuven teruggekeerd, werd hij in 1603 Licentiaat in de regten en in 1606 hoogleeraar in de Grieksche taal. In weerwil der algemeene goedkeuring, die zijne lessen wegdroegen, trad hij een andere loopbaan in. Aartshertog Albertus schonk hem aldaar een leerstoel in de regten, nadat hij eerst den doctoralen graad had verkregen
Hij kweet zich zoo in deze betrekking dat hy in 1619 tot opvolger van P. Gudelinus die met veel lof de Pandecten verklaard had, werd aangesteld. Na 8 jaren in dien post werkzaam te zijn geweest, overleed hij den 26 Febr 1627 als rector der Academie en te midden der vreugde bedrijven van haar 2de jubelfeest.
Na zijn dood verschenen:
Commentarii ad Pandectas, Colon, 1651. 1658. 1689 fol Lovan. 1656. 1675, 1710 fol.
Commentarii ad Institutiones Imperiales, Lovan. 1652 4o. cum additionibas perpetuis. Val. Andreas. Lovan. 1653 4o.
Commentarii in Jús canonicum Lovan. 1656. Colon. 1668 4o.
Commentarii paratitlares ad Codicem. Colon. 1710 4.