[Frederich van Sorge]
SORGE (Frederich van), den 11 Julij 1803 te Middelburg uit zeer geringen stand geboren, werd in zijn jeugd naar een der Koloniën van Weldadigheid gezonden, nam dienst bij de Marine, deed in 1823 eene kruistogt door de Middellandsche Zee met de Wassenaar, werd in 1827 adjunctcommies ter provinciaal archief, van 1837-1840 gemeentesecretaris van Biggenkerke, in 1838 tevens directeur der Nederl. Maatschappij van vee-verbetering. In 1840 richtte hij met zijn stadgenoot Dirk Dronkers een uitvoerig adres aan de hooge regering tot vergunning voor het graven van een kanaal uit Vlissingen naar Middelburg, het inrichten van een dok, en loskaden aldaar, uitdieping der haven, afdamming van het Sloe en het dichten van het vaarwater tusschen Bath en Woensdrecht. Dit plan kwam tot geen uitvoering. Hij trad vervolgens als vrijzinnig schrijver op, onder het ministerie van Hall werd hem op fraaije voorwaarden een lastgeving opgedragen, vleiend voor zijne talenten doch ongetiteld. Na de uitvoering van dien last, vernam men niets meer van hem dan zijn overlijden te Breda, 30 Julij 1851. Hij gaf vele bijdragen in de vrijzinnige Vlissingsche Courunt, het Maandboekje van Middelburg, het Tijdschrift ter bevordeving van Algemeene kundigheden en afzonderlijk in het licht:
Adres aan Robert Peel bij den tegenwoordigen nood en armoed in Engeland. Midd. 1841.
Over den invloed van de machines op de welvaart der volkeren. Midd. 1841.
Proeve om te geraken tot eene nieuwe algemeene wetgeving op het armwezen in Nederland. Midd. 1840.
Zie zijn stukje Een blad uit mijne levenskroniek in Tijdschrift voor Algemeene Kundigh. Midd. 1826; Huberts; Brinkman.