kingen met Japan aan te knoopen en zond een gezantschap derwaarts, waarbij hij von Siebold als arts en natuurkundige plaatste. In Japan genas hij de dochter des Keizers van eene ernstige ziekte en kreeg tot belooning verlof het binnenland te mogen bezoeken en betrekkingen met de geleerden te mogen aanknoopen. Volgens anderen zou hij, voor wien de dorst naar kennis van Japan en zijn inwoners schier onleschbaar was, na zich de taal van het land volkomen te hebben eigen gemaakt, langzamerhand er in geslaagd zijn betrekkingen aan te knoopen met Japansche geleerden. Drie jaren bleef hij onvermoeid werkzaam ter beoefening van de Japansche taal-, land- en volkenkunde.
Toen hij in 1828 op het punt stond met zijne rijke wetenschappelijke verzameling naar Europa terug te keeren, werd hij daarin verhinderd, wijl het aan den Keizer ter oore was gekomen, dat hij van den opzigter der keizerlijke boekverzameling te Jeddo afteekeningen van aldaar bewaard wordende landkaarten van het Keizerrijk had ontvangen en dat hij voornemens was die naar Europa te verzenden. Er werd een gestreng onderzoek ingesteld met het gevolg dat hij uit het rijk werd gebannen. Hij keerde naar Batavia en vervolgens naar Nederland terug. Hier hield hij zich bezig met de door hem verzamelde bouwstoffen tot de kennis van de taal, 't land en volk van Japan te bearbeiden en de door hem verzamelde schatten te ordenen en beschrijven, en richtte te Leiden het Japansche Museum in. Tot voortzetting en ter bevordering zijner studiën, bewees hem de door hem medegenomen Chinees Ko Tsihing-Dsihang groote diensten: ook leerde hij zijn landgenoot Dr. J.J. Hoffmann de Japansche taal en ondernam tot bevordering van den wereldhandel met Japan groote reizen. Zoo vinden wij hem in 1853 aan het hof te St. Petersburg, waar hij geroepen was om de Russische regering inlichting te geven omtrent de vestiging van handelsbetrekkingen in Japan, gelijk hij later in 1863, met gelijk doel, door Keizer Napoleon III tot raadsman werd genomen. In 1859 vertrok hij wederom naar Indië, gezonden om te trachten voor de Nederlandsche handelmaatschappij en den Nederlandschen handel in 't algemeen handelsbetrekkingen aan te knoopen. Te Japan trad hij tot 1861 in dienst van den Taikuun, keerde in 1863 naar Europa terug, vestigde zich in zijne geboortestad Würzburg en overleed te Munster den 10 October 1866.
Zie over hem en zijne schriften Uns. Zeit. III. 1867. Th. I. 228.