[Mr. Antonius Alexius Josephus Meijlink]
MEIJLINK (Mr. Antonius Alexius Josephus), zoon van Christoffel Joannes Josephus Meijlink en Jacoba Maria Carolina Cavallini, werd den 4 October 1797 te Amsterdam geboren, ontving zijne letterkundige opleiding van het Instituut Borch bij Maastricht en te Parijs, werd aldaar in 1827 Licentie en in ditzelfde jaar, docteur ès lettres aan de Fransche Universiteit. Vervolgens legde hij zich te Gend op de regten toe, doch verliet deze stad, na het uitbarsten der revolutie, en vervolgde zijne studien te Leiden, waar hij in 1832, na het verdedigen eener dissertatie de Codicis Francici confectione et cum patria nostra communicatione den graad van meester behaalde. Hij vestigde zich als advokaat in den Haag, en verkreeg als zoodanig spoedig een grooteren naam. Hij bekleedde verschillende betrekkingen en eereposten, werd lid der Provinciale Staten van Zuid-Holland en lid van de Tweede Kamer der Staten-Generaal (1854). Hij wist zich gedurende zijn geheele parlementaire loopbaan, die eerst met zijn dood eindigde op een onpartijdig standpunt te handhaven en overleed den 11 December 1863. Behalve een met goud bekroond antwoord op de door de Kon. Nederl. Maatschappij van vaderl. taal- en letterkunde te Brugge (1829) uitgeschreven prijsvraag.
Gaf hij in het licht:
Geschiedenis van het Hoogheemraadschap van Delfland, waarvan de 4 eerste afleveringen in 1847 verschenen.
Pleit-memorten uitgesproken voor het provinciaal geregtshof van Zuid-Holland en voor den Hoogen Raad der Nederlanden over het Tiendregt, waarin de geheele bestaande jurisprudentie over dit onderwerp wordt aangewezen, vermeerderd met historische aonteekeningen en bedenkingen tegen de verhandeling van Mr. P. van der Schelling en met opgaaf der wettelijke lepalingen, terwijl, behalve de ten dezer zake ingediende stukken en gewezen arresten, meest alle vonnissen en arresten over het tiendregt als bijlagen zijn opgenomen, en tevens het belangrijke rapport der commissie ten jare 1795 benoemd tot onderzoek der wettigheid of onwettigheid der tienden (1850).
Verhaal eener onteigening ter algemeene nutte, welke den 28 Febr. 1851 is voltrokken, waaruit gewigtige wenken vooral bij gelegenheid der vaststelling eener nieuwe wet ontstaan, enz. (1851).
Over een Charter van Graaf Floris V van 14 Mei 1273 mededeeling van G.H.M. Delprat, nader toegelicht en over de Charters van Graaf Floris V van den jare 1281, met fac-similés van zegels en watermerk (1860).
Open brief over den gevaarlijken toestand der Zeewering achter Loosduinen, enz.