[Mr. Jan Luzac]
LUZAC (Mr. Jan), zoon van mr. Cornelis Johannes Luzac, den 7 Februarij 1833 te Leiden geboren, bezocht het paedagogicum van Dr. J.J. de Gelder en de Hoogeschool aldaar en promoveerde in 1855 op eene dessertatie de diversa perjurii notione in recentioribus populorum legibus conspicua. Hij vestigde zich als advocaat in zijne geboortestad. In 1859 werd hij ambtenaar aan de provinciale griffie van Zuid-Holland voor de afdeeling statistiek. Hij vertrok naar 's Hage, doch keerde reeds in het volgende jaar naar Leiden terug, daar hij benoemd was tot secretaris van Curatoren der Hoogeschool. Bij de oprichting der Hoogere Burgerschool te Leiden werd hij tot leeraar in de Staatswetenschappen benoemd. Hij overleed, terwijl hij in het gesticht nabij Bloemendaal onder geneeskundige behandeling was, den 6 Mei 1868.
Luzac heeft zich vooral een regtsgeleerde naam verworven door twee rechtsgeleerde bijdragen getiteld: Eene korte beschouwing van de echtscheiding wegens kwaadwillige verlating in Themis 1856, bl. 256 en een paar aanteekeningen naar aanleiding van art. 379 C.P. 1856 bl. 403.
Handleiding tot de kennis van de algemeene beginselen der belasting. Leiden 1857.
De Eerste Kamer in den constitutionelen staat in Bijdragen tot het Staatsbestuur van Betz, Boer en Hubrecht 1861.
Het Amerikaansche volk en zijne verwachtingen tijdens den onafnankelijkheids oorlog in de Gids 1864, II. 443.