gaf eene vertaling van Rûstow's Militair Woordenboek, (Leiden 1859-1862) en van een werkje van den Belgischen generaal Renard, Beschouwing over de taktiek der Infanterie in Europa, (Amst. 1851). Gedurende de jaren 1861, 62, 63 was hij het hoofd van den Militaire Spectator en verrijkte die jaargangen met een menigte artikelen.
In 1861 werd hij tot kapitein bevorderd, trad in den echt met Francisca Margaretha Alida van Kooten en begon in 1863 zijn Dictionnaire polyglotte de termes techniques militaires et de marine, die in 4 deelen Leiden 1865-1870 verscheen. Ook gaf hij eene vertaling van Hozier's Brieven van den correspondent van de Times over den oorlog van 1866 (Leid. 1869) en schreef een handboekje over de Wapenleer ten dienste der adspirant-officieren der infanterie en cavallerie (Leid. 1869.) In 1870 nam hij de vertaling op zich van Rüstow's geschiedenis van den Fransch-Duitschen oorlog van 1870-1871, een arbeid, die hij niet voltooide, en na zijn dood werd voortgezet door E.H. Brouwer, bibliothecaris der Koninklijke Militaire Academie te Breda.
Hij overleed den 22 Junij 1871 aan het Bad Weldungen. Hij had verschillende ridderorden.
Zie Levensb. d. Maats. van Ned. Letterb, 1872.