[Mr. Gerard Albert Kleijn]
KLEIJN (Mr. Gerard Albert), den 20sten Maart 1831 te Breda geboren, bezocht aldaar de Latijnsche school en in 1847 de Hoogeschool te Leiden, waar hij in de regten studeerde. In 1851 verkreeg hij den graad van meester, na verdediging van Quaestiones seleotae de Attilicini Jurîsprudentia en vestigde zich als advokaat in zijn geboorteplaats. In 1862 zag hij zijne werkzaamheden vermeerderd door zijne benoeming tot Procureur bij de Arrondissements-Regtbank te Breda. Hij beoefende de regtswetenschap en de Nederlandsche letterkunde en overleed den 15 September 1867.
Zijne schriften zijn:
De Regtsoorzaak. Eene studie van civielregt, 2 stukken. 's Hage 1859 en 1862.
Geschiedenis van het Land en de Heeren van Breda, tot het tijdstip der afscheiding van Bergen op Zoom, uit bekende en onbekende bronnen geput. Breda 1861.
Nog een woord over de actie van den legataris. Breda 1864, gerigt tegen een geschrift van den Hoogleeraar Goudsmit: over het regt en de actie van den legataris volgens de Nederl. Wetgeving.
De zoogenaamde onherroepelijke volmagt in art. 1223 B.W. in Notarieele Nieuwsbode 1863, No. 7.
Mededeelingen voor de Kritiek der Romeinsche regtsbronnen, naar aanleiding van een verloren Pandekteu handschrift in Nieuwe Bijdragen voor Regtsgeleerdheid en Wetgeving. D. VIII, IX en XI.
Belgische Regtsdoctoren. Ald. D. XII.
Een advies van Udalvicus Zasius. Ald. D. XIII.
De verhouding van den eigenaar tot den bezitter ter goeder trouw ten aanzien van genoten vruchten. Ald. D. XVII.
Geschiedkundige bijzonderheden betrekking hebbende op de bemagtiging van Breda door Prins Maurits in Programma der Jestiviteiten bij gelegenheid van het 21ste Nederl. huishoudkundig Congres. Breda 1867.
Zie Levensb. der Maats. van Ned. Letterk. 1868; Huberts.