[Jacob Matthaeus de Kempenaer]
KEMPENAER (Jacob Matthaeus de), zoon van Pieter Pama de Kempenaer, koopman, en Susanna Weveringh, werd den 6 Julij 1793 te Amsterdam geboren, studeerde te Leiden in de regten en trok in 1815 als vrijwilliger mede naar Frankrijk, toen er zich bij Napoleons terugkomst van Elba een afzonderlijke jager-compagnie onder de studenten had gevormd, ten einde bij een der bataillons te worden ingelijfd. In den herfst van dat jaar keerde de compagnie huiswaarts, en den 13 Mei 1816 verkreeg hij den doctoralen graad, na verdediging van een Specimen erhibens quaetionum Judicarum Syllogen. Hierop zette hij zich als advokaat te Arnhem neder en werd in 1831, in plaats van den overleden Mr. J.M. Roukens, tot Rijks-advokaat in Gelderland benoemd. Negen jaren later nam de Kempenaer als afgevaardigde van Gelderland deel aan de buitengewone zitting der dubbele Tweede Kamer, hem in 1842 aangeboden. Twee jaren later aanvaardde hij die hem andermaal aangeboden betrekking. Als zoodanig behoorde hij tot de 9 leden der oppositie, die in November 1844 een ontwerp indienden tot herziening der Grondwet. Toen Koning Willem II echter zelf het initiatief tot grondwetherziening nam, werd hij benoemd tot lid van de Commissie belast met die taak. De nieuwe Grondwet werd in gereedheid gebragt en de Kempenaer tot Minister van Buitenlandsche Zaken benoemd (Mei 1848). Gedurende zijn kortstondig bewind kwam de grondwetsherziening tot stand, doch het duurde niet lang; op 30 October 1849 kreeg hij zijn eervol ontslag.
Hij vatte de praktijk te Arnhem weder op, en werd, na de Aprilbeweging van 1853 op nieuw lid van de Kamer, waarin hij tot 1866 zitting had. Sedert sleet hij zijne dagen te Arnhem in werkzame rust. In 1868 liet hij, schoon den leeftijd van 75 jaren bereikt hebbende, zich bewegen om als eerste Secretaris van een algemeene conservatieve Kiesvereeniging op te treden.
Hij overleed den 11 Februarij 1869 aan verval van krachten en werd den 16 dier maand te Oosterbeek begraven.
Hij gaf in het licht:
Over de beoefening der letteren en wetenschappen, de edelste bemoeijing voor den beschaafden mensch. Arnh. 1842.
Tweetal redevoeringen ter gelegenheid der viering van het 50jarig bestaan der Maatschappij tot Nut van 't Algemeen en van het 25jarig bestaan der ofdeeling Arnhem op 17 en 19 November 1834.
Aanspraak door Mr. J.M. de Kempenaer op den 30 Mei 1835 uitgesproken bij het ontdekken en inwijden van het gedenkteeken ter eene van wijlen den Hoogleeraar Mr.