gebouw, waarop de benoeming tot lid van the royal astronomical Society in 1839 volgde. Door zijne benoeming tot lector, werd hem tevens een andere werkkring geopend, waarin hij niet minder zijne heerschappij over de wetenschap, die hij lief had, toonde, namelijk het onderwijs in de praktische en theoretische sterrekunde. Drie jaren na zijne benoeming tot lector, werd hij benoemd tot buitengewoon hoogleeraar bij de faculteit van wis- en natuurkunde. Den 17 October 1840 aanvaardde hij zijn ambt met het houden eener plechtige oratio de novissimis astronomiae inorementis. Altijd voortgaande met de verspreiding van juiste denkbeelden omtrent de sterrenkunde, door de uitgave van talrijke geschriften, zoo afzonderlijk als in tijdschriften en met het meer aan de eischen van de wetenschap doen beantwoorden der Sterrenwacht, arbeidde hij bovendien aan een handboek over sterrenkunde, waarvan in 1844 het eerste deel verscheen, onder den titel van de Sterrenhemel, dat in 1845 met een tweede deel, voor meer gevorderden in de sterrenkunst bestemd, gevolgd werd. Intusschen was hij in het begin van 1845 tot gewoon hoogleeraar benoemd.
Meer en meer raakte hij in het buitenland bekend en be roemd, waarvan hij de ondubbelzinnigste bewijzen op eene reis door Duitschland van zijn beroemde vakgenooten ontving, terwijl de Nederlandsche regering hem de orde van den Nederlandschen Leeuw schonk. In 1850 gaf hij een lijvig boekdeel uit, getiteld: De geschiedenis der ontdekkingen van planeten, Amsterdam bij J.C.A. Sulpke. Ofschoon dit werk niet een opgang als de Sterrenhemel maakte, beschouwde hij zelf het als een zijner best gelukte werken.
Langzamerhand ontwikkelde zich bij het groot publiek de overtuiging dat Kaiser een beter ingerichte sterrenwacht moest bezitten. Ook begreep de Marine van den voortreffelijken geleerde veel voordeel te kunnen trekken en belastte hem in 1861 met het bestuur en de leiding van de verificatie des Rijks zee-instrumenten. Als verificateur van 's Rijks zee-instrumenten bracht hij vele verbeteringen aan de zeevaartkundige instrumenten aan, die alle in een menigte kleindere geschriften en verslagen, beschreven en verantwoord zijn in het Zeevaartkundig Tijdschrift van Swart en de Mededeelingen betreffende het Zeewezen, uitgegeven op last van het Departement van Marine.
Ofschoon Kaiser vele malen werd geraadpleegd, werd hem de hoofdleiding tot het oprichten eener sterrenwacht niet opgedragen. Het ontwerpen der plannen werd echter in hoofdzaak ontleend aan zijn geschrift: De inrichting der sterrenwachten beschreven naar. de sterrenwacht op den heuvel Pulkowa en het ontwerp eener sterrenwacht te Leiden,