Biographisch woordenboek der Nederlanden. Bijvoegsel
(1878)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 307]
| |
zijn vader predikant was, geboren, studeerde te Utrecht in de Godgeleerdheid en werd in 1830 door zijn neef O.G. Heldring, predikant te Hemmen als evangeliedienaar te Neerlangbroek bevestigd. Na eenige maanden het predikambt te hebben waargenomen, legde hij zijn ambt neder en wijdde zich geheel aan de beoefening der Oudheidkunde, ten gevolge waarvan hij onvermoeid jaren lang nasporingen deed en overal in Nederland en langs de grenzen trachtte te ontdekken waar overblijfselen van vroegere bewoners te vinden waren. In 1835 werd hij tweede conservator en in 1840 conservator aan het Museum van Oudheden te Leiden. Tot het einde van 1868 was hij in deze betrekking werkzaam: hij overleed den 22 Julij 1869 te Rotterdam in het ziekenhuis. Zeer groot is het aantal oudheidkundige geschriften, brochures en redevoeringen die hij afzonderlijk uitgaf, en niet minder talrijk de oudheid- en letterkundige bijdragen in verschillende Nederlandsche, Hoogduitsche, Fransche en Italiaansche tijdschriften. Dr. Wap vervaardigde in 1851 er een lijst van op, die er niet minder dan 250 bevatte. Van 1860-1862 was hij hoofdredacteur van den Kunst- en Letterbode. Hij was lid der Kon. Akademie en in 1836 honoris causa te Utrecht tot doctor in de letteren benoemd. Met Dr. Leemans gaf hij eene oudheidkundige Kaart van Nederland en België, met een alfabetische Naamlijst daartoe behoorende, door Prof. Reuvens aangevangen, in 1845 geheel tot stand gebragt. Voorts gaf hij: Grafheuvelen der oude Germanen. Arnhem 1833. Gedenkteekenen der Germanen en Romeinen aan den linkeroever van den Nederrijn ontdekt, met 18 pl. en een kaart. Utrecht 1836. Germaansche en Noordsche Monumenten. Leiden 1840. 8o. Grieksche, Romeinsche en Etrurische Monumenten van het Museum in V afleveringen. Leiden 1843-1848. Inscriptiones Graecae et Latinae van het Museum, waarop Dr. Leemans in hetzelfde jaar zijne Animadversiones liet volgen. Leiden 1842. Grieksche en Romeinsche beelden en beeldwerk uit het Museum van Oudheden. Leiden 1849, in groot folio met 7 platen. Ook aldaar te gelijk in het Fransch. Beschrijving der Grieksche en Romeinsche Grafreliefs. Leiden 1851, gr. fol. met 8 platen. Etrurische Grafreliefs. Leiden 1854, gr. folio met 20 platen. Beschrijving der Terra Cotta's van het Museum. Leiden 1862, gr. fol. met 10 pl. en kleardrap. Nederl. Romeinsche Dactyliotheek of verzameling der ge- | |
[pagina 308]
| |
graveerde steenen van Romeinsche afkomst in het Koningrijk der Nederlanden. Leiden 1844, met 6 pl. Ie supplem. ald. 1846 met 2 pl., IIe supplem. ald. 1852 met 8 pl., IIIe supplem. ald. 1866 met 9 pl. Hij komt op zulk een onderwerp nogmaals terug, waar hij over Burtscheidter Gemmen in de Bonner Jahrb. iets schrijft VIII 142. Les inscriptions Grecques et Etrusques des pierres gravées du Cabinet de S.M. le roi des Pays-Bas. La Haye 1866. Oudheidkundige Mededeelingen. Leiden 1842-1846, met 4 gekl. platen. Oudheidkundige Verhandelingen en Mededeelingen. Arnhem 1853-1859. 3 st. met eenige platen. Herinneringen aan Monferland. Arnhem 1841. Römische Ziegel bey Nymegen. Leyden 1841 met pl. 4o. Oevr ontdekte muurschilderingen te Haarlem en Arnhem. Haarlem 1860. Over vaderlandsche oudheden in het Hertogdom Limburg. Zonder plaat v. Dr. Romeinsche tegel met cursifschrift. 's Gravenh. 1844 met gekl. pl. Hunebed bij Rijs. Workum 1852. Oud schoeisel in hel Weerdingenveen gevonden. Amst. 1851 met gekl. pl. Over de boom van Jesse. Utrecht 1846 met gekl. steendruk. Beschrijving van Monferland in het Zutphensche. Arnhem 1841. Over de Catacomben te Rome. Utrecht 1854. Beoordeeling van Prof. Ewald's Assyrische en Babylonische ontdekkingen met betrekking tot taal en schrift. Leiden 1851. Over de ontdekkingen van Ninerh, eene archaeologische voorlezing. Utrecht 1850.
Zie Wap, Astrea 1e Jaarg. 1851; Leidsch Dagblad 30 Julij 1869; Ned. Spect. 1869, 366, 376; Jaarb. Kon. Akad. 1869, 1; Levensb. d. Maats. v. Ned. Letterk. 1870, 3, Rev. Num. Belg. 1869, 501; Huberts enz. |
|