Biographisch woordenboek der Nederlanden. Bijvoegsel
(1878)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 263]
| |
verwijk. Na korten tijd aan de Hoogeschool te Leiden vertoefd te hebben, trad hij in krijgsdienst. Tengevolge een val met zijn paard, door een kogel getroffen, kreeg hij zijn ontslag met den rang van ritmeester. Hij wees dien rang met de daaraan verbonden pensioen van de hand en vestigde zich op het kasteel Zuylenstein, waar hij zich hoofdzakelijk met den landbouw bezig hield. Reeds in zijn jeugd was hij in kennis geraakt met Humbert de Superville, en beoefende zelf de graveerkunst, en zou indien hij daarin opleiding had gehad, waarschijnlijk een uitstekend plaatsnijder zijn geworden gelijk blijkt uit zijn Studieblad naar Humbert, Amor, Madonna met het kind naar van Eijck, Engel naar Orcagna, behoorende bij den atlas van Humbert's Signes enz. de loopwagen naar Baccio Bandinelli. Zijn uitgebreide prentverzameling stond hij van tijd tot tijd aan het kabinet van platen en pleisterbeelden te Leiden af, en werd, na den dood van Humbert de Superville directeur er van, doch in 1851, droeg hij den tegenwoordigen directeur J.L. Cornet tot zijn opvolger voor. Hij huwde Hermina Anna van Seppenwolde, was van 1838-1851 lid van den Leidschen gemeenteraad, lid van de Maatschappij van letterkunde, Correspondent van het Kon. Ned. Inst. Hij overleed te Leiden den 15den November 1873.
Zie verder Levensberigt der Maats. v. Ned. Letterk. 1875. |
|