Biographisch woordenboek der Nederlanden. Bijvoegsel
(1878)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 245]
| |
vais Joseph de la Fontaine en van Jeanne Marie Vranc, werd geboren te Namen 21 Febr. 1787. In het jaar 1805 werd hij éleve bij de militaire school te Fontainebleau en in 1807 tweede Luitenant bij het 75 regiment Fransche Infanterie. Als zoodanig maakte hij in 1807 en 1808 de veldtogten mede in Pruissen en Polen en in 1809 in Spanje, alwaar hij den 28 Julij, bij de affaire de la Reine gewond werd door een kogel in de regterzijde en een in het regterbeen. In 1811 werd hij, bij hetzelfde regiment bevorderd tot Adjudant Majoor en in 1812 tot kapitein, en aide de camp van den Generaal Meerlin. De veldtogten in Duitschland en Rusland werden door hem medegemaakt, en in het volgende jaar 1813, als kapitein bij het 1e regiment jagers, die in Sicilien. In 1814 was hij adjudant van den Luitenant Generaal Grouchij; in Februarij van dat jaar werd hij chef d'escadron en in Julij 1815 kolonel. Intusschen was hij Officier van het legioen van Eer geworden. Na eervol ontslag uit den Franschen dienst bekomen te hebben, werd hij in Februarij 1818 aangesteld tot tweeden Kolonel bij de kavallerie in Nederlandschen dienst, bestemd voor Oost-Indië. Hij vertrok den 1 Maart naar Java, met het schip Arinus Marinus en kwam den 9 Augustus te Batavia, van waar hij kort daarop als militaire kommandant naar Makasser gezonden werd. Door gestadige toegeeflijkheid gedurende meer dan eene halve eeuw, was aldaar het Europesche gezag zoo diep gezonken, dat het bij de Celebesche vorsten achterstond, toen het in 1816 weder door ons werd aanvaard. Het rijk van Boni in oorlog met de Engelschen, tijdens hun tusschenbestuur op en buiten Java, had wel dadelijk, bij de aankomst van den Nederlandschen Kommissaris P.T. Chassé, alle vijandelijkheden gestaakt, doch weldra matigde het zich eene onwettige en ondragelijke opperheerschappij over de overige worsten aan. Dit bragt eene onaangename spanning te weeg. Zekere Aboe Babar, die reeds tijdens het Britsch bestuur, de rust van Celebes gestoord had, waagde in de maand Augustus 1819 een inval op 's Gouvernements grondgebied, welke zeker in verband stond met de plannen van den koning van Boni. Men besloot toen tot krachtige maatregelen (Bataafsche Courant van 2 Oct. 1819). Onder den bestaanden toestand van zaken op Celebes en bij de waarschijnlijkheid van den vredebreuk met den koning van Boni, mogt de nederlaag van Aboe Babar worden beschouwd als eene gebeurtenis van vrij groot gewigt. Ware het dezen gelukt onze troepen bij Beba te verslaan, dan zou die overwinning de leus geweest zijn tot een openlijke oorlogs- | |
[pagina 246]
| |
verklaring van Boni. Thans echter maakte de nederlaag van dien geduchten rebel een zeer voordeeligen indruk. Tot belooning der goede diensten van de la Fontaine werd hij den 3 Julij 1820 benoemd tot Ridder der Militaire Willemsorde 3e klasse. In 1821 werd hij bestemd om deel uit te maken van de expeditie naar Palembang als Chef van den Generalen staf, blijkens het geschiedkundig verhaal van deze expeditie, te vinden in den Militaire Spectator van het jaar 1842. Volgens dat verhaal onderscheidde hij zich herhaaldelijk; en de Generaal de Kock, opperbevelhebber der expeditie, verklaarde dat hij hem, als een geexprimenteerd officier, door zijnen goeden raad, dienstig was geweest. Na de behaalde overwinning, werd hij belast met het overbrengen naar Batavia van den gevangen genomen Sultan, aan boord van het fregat Dageraad. Bij 's Konings besluit van den 14 November 1821 No. 36, behield deze zich onder anderen voor eene nadere beschikking te nemen, omtrent de belooning welke aan den Kolonel de la Fontaine zoude kunnen worden verleend, wegens zijn uitstekend gedrag bij de gemelde expeditie. Intusschen werd hij in Augustus 1821 aangesteld tot Kolonel en in September van dat jaar benoemd tot resident en militaire Kommandant van het eiland Banka, in vervanging van den Luitenant Kolonel Jan Willem Keer. De onlusten, welke hier bestaan hadden, waren naauwelijks geëindigd. Onder zijn bestuur herstelde zich de zaken langzamerhand en werden de tinmijnen weder winstgevender. De jaren 1822 en 1823 verliepen daarmede. In October 1824 werd Muntok door een zwaren brand bijna geheel verwoest en heerschten daar sedert eenigen tijd hevige koortsen, waaraan, op den 21 December 1824, de la Fontaine zelf, in den ouderdom van slechts 37 jaren, bezweek, en op den 13 Februarij 1825 ook zijne echtgenoot Gislaine Josephine Marguerite Dartes, met nalating van vier kinderen.
Part. berigt. |
|