[Henriette Wilhelmine Mathilde Despar]
DESPAR (Henriette Wilhelmine Mathilde). Haar vader zoowel als hare moeder waren afkomstig van Fransche refugié's. De eerste was een Amsterdammer, hare moeder, dochter van Daniel Louis, Fransch predikant te Zwolle, zuster van Dan. Jean Louis, predikant te Amsterdam. Zij werd aldaar den 17den Dec. 1765 geboren, huwde in 1803 L.H. Bähler en stierf in 1847. Zij beoefende de Ned. dichtkunst en gaf in 1825 te Leiden in het licht een bundeltje getiteld Poëzy. Hare nagelaten Dichterlijke Handschriften, van 1782 tot 1847, gaven Dr. J.T. Bergman aanleiding tot het opstellen van een verhandeling over haar, onder den titel van Eene minbekende Neaerlandsche dichteres. Hieruit blijkt, dat zij ook een paar proza-stukjes heeft uitgegeven:
Het oude licht en het nieuwe licht in de godsdienst met elkander vergeleken in een briefwisseling tusschen vrienden uit den beschaafden stand. Amst. 1826, en
Godsdienstige zamenspraken tusschen Waarmond en Onvast, ingerigt naar de behoefte van onzen tijd. Ald. 1833.
En toen in 1832 voor het eerst de zoo gevreesde Aziatische braakloop zich ook in ons vaderland begon te vertoonen, wierp zij de vraag op: Heeft een Christen vrijheid om de cholera volstrekt en onbepaald af te bidden, z.n. bij Höveker, te Amsterdam.
Zij beoefende ook de Fransche poëzy. Het schoone hemelsvaartslied Cant. XXV des cantiques pour le culte public, is van hare hand.
Haar man uit Zwitserland herwaarts overgekomen, was eerst hulpprediker te 's Hage en sedert 1798 Fransch predikant te Zwolle. Hij stierf in 1837. Beide echtelingen waren zeer bevriend met Da Costa, van wien een in zijn Compleete dichtwerken niet voorkomend dichtstukje aan mevr. Bähler, in het opstel van Dr. Bergman is overgenomen.
Mevr. Bähler schonk haren echtgenoot 3 zonen, C.D. Louis Bähler. als predikant te Poortvliet in 1857 overleden; L.H. Bähler, in 1864 met de zijnen naar Amerika vertrokken; de jongste Henri D.F., weleer apotheker te Amsterdam, is in de kracht van zijn leven overleden.