Biographisch woordenboek der Nederlanden. Bijvoegsel
(1878)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 154]
| |
godshuizen te Batavia en van het gesticht der pennisten, van 1803-1807 opperkoopman en licentmeester. In 1808 werd hij eerste president van het hof van den keizer van Soerakarta, en president van den raad van Indië onder het bestuur in Ned. Indië van Daendels. Hij verving den schout bij nacht Buyskes in die functiën. Destijds (1809) werd hij aangesteld tot kommandeur der orde van de Unie. Den 1sten Febr. 1812 verliet hij Batavia en was in Nov. van dat jaar te Londen, volgens het bekende werk van Daendels, deel I, bijlaag 22. In 1817 werd hij belast met de wederovername onzer bezittingen op de vaste kust van Indië, alwaar hij het gezag in handen stelde van den resident te Chinsurah, van Overbeek. Van Braam kocht tot het doen der reis naar Coromandel en terug naar Batavia, een schip voor 70,000 rijksdaalders. Naar zijn gevoelen behoorden de gemelde bezittingen te worden aangehouden, ofschoon met opofferingen. Commissarissen-generaal dachten daarover anders en wenschten een ruil met Sumatra. Het Londen's traktaat van 17 Maart 1824 beslistte aldus. Bij de eerste wederzamenstelling van den raad van Indië in 1819 werd hij tot lid daarvan benoemd. Hij overleed kort daarna te Batavia den 13den Mei 1820. Zijne weduwe, A.W. van Rijck, hertrouwde in Aug. 1821 met Joseph Drury, kapitein bij de Engelsche marine.
Part. berigt. |
|