Biographisch woordenboek der Nederlanden. Bijvoegsel
(1878)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 127]
| |
plaatst hij het eerste bataillon Bataafsche artillerie, met bepaling van de lessen aan de artillerieschool te Breda bij te wonen. Hij verkreeg den 15den April 1802 den rang van tweeden luitenant bij dat bataillon en den 15den Julij daaraanvolgenden dien van eersten luitenant bij het Indische leger en vertrok naar Suriname. In 1806 keerde hij naar het vaderland terug, werd aldaar ingedeeld in het vaste corps artillerie, en in 1808 kapitein tweede klasse bij het Koninkl. corps der artillerie en genie. Bij de aanhechting van Holland aan Frankrijk in 1812, benoemde de keizer hem tot kapitein der artillerie le kl., in 1814 verkreeg hij een eervol ontslag uit Franschen dienst en wijdde sedert zijn leven aan zijn vaderland. In 1817 werd hij majoor, in 1820 luitenant-kolonel, in 1830 kolonel. In 1802, 1803 en 1804 nam hij deel aan de krijgsbedrijven in de kolonie Suriname, werd door de Engelsche krijgsgevangene gemaakt en nam na zijn ontslag (1816) achtereenvolgend deel aan de krijgsverrigtingen in het Hessische, Hannoversche, Zweedsche, Pommersche en Saksische, van 1806-1810. In 1810 was hij bij de verovering der vestingen Hamelen en Nieuwerburg, kommandeerde hij de artillerie in de linie van Amsterdam, het front van Noord-Holland en, bij het Fransche leger geplaatst, werd naar het leger van Portugal gezonden. In 1811, 1812, 1813, 1814, nam hij deel aan de voornaamste veldslagen en gevechten in Spanje en had het bevel over de artillerie in de belegerde citadel van Begonne, toen hij den Franschen dienst verliet. In 1815 nam hij deel aan de veldtogt met en van Frankrijk, diende gedurende den opstand in Belgie in de Citadel van Antwerpen, bij het mobiele leger. Na zijn pensioen verkregen te hebben, vestigde hij zich te s'Bosch, waar hij in Julij 1867 overleed, in den ouderdom van 81 jaren.
Part. berigt. |
|