[J.H.C. Bauer]
BAUER (J.H.C.), luitenant-kolonel bij het leger in Nederlandsch-Indië. Reeds in 1823 bevond hij zich als kapitein-kommandant in de Padangsche bovenlanden, toen de luitenant-kolonel Raaff tegen de Padries was opgetrokken. Hij stond aan het hoofd van den aanval tegen de versterkte kampongs Kotta-baroe en Pandoe-Sikee en werd bij die gelegenheid op den 9den December ernstig gewond. Voor zijn uitmuntend gedrag werd hij in Mei 1824 ridder der Militaire Willemsorde 4e klasse, waarin hij later tot de 3e klasse bevorderd werd. Daarna nam hij een roemrijk deel aan den oorlog op Java van 1825-1830, en na het eindigen daarvan vinden wij hem weder van 1831-1835 op Sumatra bij alle gevechten, die in dat tijdvak noodig waren om dat eiland, volgens de inzigten van den gouverneur-generaal van den Bosch, aan het Nederlandsch gezag te onderwerpen. Bauer had toen den rang van luitenant-kolonel en was kommandant der troepen op de Westkust van Sumatra. Hij overleed te Salatiga den 5den November 1836. Na zijn dood werd zijne benoeming ontvangen tot ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw. Hij bezweek aan eene ziekte, welke hij door de vermoeijenissen van den Sumatraschen oorlog bekomen en die aanleiding gegeven had, dat hij kort te voren in het militair gezag aldaar was vervangen geworden.
Part. berigt.