December 1776 te Maastricht geboren en was bestemd om de militaire loopbaan te betreden. Op 12jarigen leeftijd werd hij te Breda als kadet bij de Artillerie aangenomen en hij diende het vaderland onder de stadhouderlijke regeering van 1788-1793. Van 1795-1797 zien wij hem met zooveel andere getrouwe Nederlanders in ondergeschikten rang in dienst onder Oranje-Nassau-Dillenburg in het toenmalige rassemblement. Nadat het zich had opgelost, trad hij, op het voorbeeld van prins Frederik van Nassau, in Oostenrijkschen dienst. Hij werd door de Franschen krijgsgevangen genomen, weigerde over te gaan in een Fransch-Poolsch legioen, en vond gelegenheid zich naar Londen te begeven, waar hij in 1800 en 1801 ingedeeld werd bij 't regiment jagers van de Hollandsche brigade op het eiland Wight. Daarna trad hij als 2e luitenant in dienst van Oranje-Nassau-Fulda. In 1806 werd hij in het leger van het koningrijk Holland geplaatst bij den staf van den generaal Quaria, die eene missie vervulde te Berlijn. In 1810 werd hij ingedeeld bij 't 124ste regiment keizerlijke infanterie en kort daarop bij eene nieuwe hier opgerichte compagnie regimentaire artillerie, waarvan hij met den rang van 1sten luitenant het commando kreeg. Na den tocht naar Rusland bijgewoond te hebben, trad hij in Pruissischen dienst, in 1814 werd hij kapitein der infanterie van onzen staat, en in 1815, na gearbeid te hebben bij het departement van oorlog, majoor-onderinspecteur 2e klasse. Daarop kreeg hij, na het volbrengen van een eervolle commissie, den titel van adjudant-intendant. In 1819 verliet hij de militairen dienst, vestigde zich te IJselstein en werd in 1824 kommandant-directeur van het invalidenhuis te Leiden, waar hij den 2den Januarij overleed, na vier
jaren te voren nog bevorderd te zijn tot den honorairen rang van luitenant-kolonel. Hij was ook ridder van den Ned. Leeuw en lid van de Maatsch. van Ned. Letterkunde.
In 1816 huwde hij Sophia Maria de Groot Steffry, dochter van den emeritus predikant van dien naam, woonachtig te Schoonhoven. Na haar dood (1840) hertrouwde hij in 1843 met Petronella Jacoba, zuster zijner eerste vrouw. Hij overleed 2 Jan. 1870.
Hij gaf in het licht:
De Russische veldtogt. 's Hage en Amst. 1824. 2e druk Amst. met platen en een kaart.
Gedenkschriften. Eerste deel. Tijdvak van 1788-1806. Amst, 1841.
Idem. Tweede deel. Tijdvak van 1806-1840. Ald. 1843.
Een woord in betrekking tot het onderwerp rakende het krijgswezen van onzen staat. Utrecht 1847.
Onpartigdige beschouwing der groote staatkundige aange-