en had verscheidene jaren zitting in de vergadering der algemeene staten. Zoo trad hij in 1676 op voor de steden en in 1684 over de ridderschap van Veluwe. Als burgemeester van Harderwijk had hij zitting in de vergadering van curatoren en schraagde, in die betrekking, naar vermogen, de wankelende akademie. Met van Hell en den heer van Ruurlof ontving hij een gouden penning, ter waarde van f 100 op de munt van Harderwijk geslagen voor hunne buitengewone diensten aan de academie bewezen. Hij bereikte hooge jaren en overleed kinderloos den 16den Dec. 1703.