[Henricus Wijnbeek]
WIJNBEEK (Henricus), zoon van Johannes Wijnbeek en Johanna van de Kasteele, den 17den November 1772 te Leiden geboren, werd ondermeester op de school van den onderwijzer Crabbe, vervolgens op de kostschool van A. van Bemmelen, ontving privaat-onderwijs in de Grieksche en Latijnsche talen van den rector der Latijnsche school Wensink, studeerde onder Luzac, Wyttenbach en van der Keessel en werd den 27sten Mei 1808 doctor in de regten. Door invloed van den hoogl. Rau, werd hij docent van den veertienjarigen zoon van den raadpensionaris Schimmelpenninck en bragt met diens gezin een geruimen tijd o.a. te Maastricht, Spa en Parijs door. In 1812 verliet hij Parijs om zijn kweekeling naar Leidens hoogeschool te vergezellen. In 1814 trad hij op als landsambtenaar en werd directeur der Nederlandsche Staatscourant, die toen opgerigt werd. In 1816 werd hij commissaris der Latijnsche scholen, welke titel in 1818 veranderd werd in dien van inspecteur der Latijnsche scholen in de Noordelijke provincien. Als zoodanig maakte hij zich zeer verdienstelijk, even gelijk later ook als inspecteur van het middelbaar en lager onderwijs. In 1850 ontving hij een eervol ontslag.
Hij huwde 1. Louise Maria van Alderwerelt; 2. mej. van Tricht en overleed in 1866. Hij was ridder der orde van den Ned. Leeuw en lid van onderscheidene geleerde genootschappen.
Hij gaf in het licht:
Handleiding tot het onderwijs der Nederduitsche taal voor eerstbeginnende op de Athenaea en Collegien.
Latijnsche Grammatica, ten gebruike der Athenaea, Collegien en Latijnsche scholen, 2 dn. Brussel 1825.
Hij vertaalde Proeve van Jezus geschiktheid als leeraar en