Na den veldtogt tot de studie teruggekeerd, bleef Wttewaall zich bij voorkeur op de botanie toeleggen, in welke wetenschap hij verschillende belangrijke onderzoekingen deed, ook op praktisch gebied. Als vruchten daarvan zijn een klein opstel over de vertakking der inlandsche grassoorten in het aangehaalde tijdschrift opgenomen, en twee verhandelingen, waarvan eene over het nadeelige van het snoeijen van opgaande boomen te Utrecht in 1837 uitgegeven en de andere over het ontstaan, den en de vormveranderingen van den stengel, in het vermelde tijdschrift opgenomen werd. In 1839 behaalde hij den doctoralen graad op eene Dissertatio oeconomica de arborum sylvestrium plantatione.
Sedert vestigde zich Wttewaall te Voorst en trad aldaar als theoretisch en praktisch beoefenaar van den landbouw op, rigtte bij zijne boomkweekerij een boerderij op, waar hij, vrij van vooroordeelen, al datgene invoerde wat hij in vreemde werken nuttigs en bruikbaars opgeteekend, gevonden of door eigen nadenken verworven had.
In 1841 gaf hij te Zutphen zijne Opmerkingen wegens de appel- en peerboomgaarden in Nederland in het licht, in 1847 stichtte hij de Algemeene Landhuishoudelijke Courant, van dat weekblad, eerst in 4o, later in fol. verschenen, bestaande uit 9 jaargangen (1852-1860) met houtgravuren.
Deze Landbouw-Courant heeft een nieuw leven in onze landbouw letterkunde opgewekt en bevat hoogst belangrijke artikelen van Wttewaall's hand. De roem der uitgebreide kennis van den redacteur verbreidde zich meer en meer, zoodat hij in 1851 door 's lands regering belast werd met het zamenstellen van het jaarlijksch verslag van den landbouw. Ook had hij een groot aandeel in het stellen van het Verslag van de Koninklijke Nederl. Tentoonstelling van Landbouw te Arnhem, uitgebragt aan Z.M. den Koning door de centrale commissie (1855). Door zijne statistischen werkzaamheden had bij leeren inzien dat er eenige millioenen jaarlijks verloren gingen ten gevolge van onbekendheid met de middelen om de schadelijke insecten van onze producten af te weren of wel hen door afdoende middelen te bestrijden. Zijn opmerking kwam ter oore van de hooge regering en hij werd met Prof. C. Mulder en mr. S.C. Snellen van Vollen hoven gecommitteerd om der regering een plan dienaangaande in te dienen. Hun plan droeg echter de goedkeuring der regering niet weg; doch Wttewaall was niet uit het veld geslagen. Hij besloot met goedkeuring der regering een werk over de schadelijke insecten te schrijven, doch het moest bij het besluit blijven, daar de tweede kamer der staten-generaal de post van kosten, die zulk een werk vereischt, verwierpen.
Nu besloot Wttewaall tot het opstellen van een Com-