[Pieter van Winter]
WINTER (Pieter van), zoon van den vorige en zijne eerste vrouw Johanna Muhl, werd in 1745 te Amsterdam geboren. Hij was even als zijn vader beminnaar der fraaije letteren en beoefenaar der dichtkunst, welligt ook van Gellert's Fabelen. Amst. 1772, Utr. 1775, Amst. 1781, Dord. 1830.
Hij gaf in 1797 eene zeer verdienstelijke overzetting van Popes Proeve over den mensch, en in 1804 de Lierzangen van Horatius met lezingswaardige aanteekeningen. Schier te gelijker tijd verscheen zijne vertaling van het eerste Boek der Aeneas. De goedkeuring, die deze proeve ten deel viel, deed hem besluiten ook de overige boeken in dichtmaat over te brengen. Toen hij het IVde boek had afgewerkt en uitgegeven, verwachtte hem in 1807 de dood. Men vindt ook Gedichten van hem in de Kleine dichterl. Handschriften.
Zie Siegenbeek, t.a.p.; Witsen Geysbeek, t.a.p., bl. 531; v. Deventer, Anoniem en Pseud., N. 1641, 1908.