1831 deel uit van de vrijwillige jager-compagnie uit de studenten der hoogeschool, en woonde alzoo de gevechten bij Bautersem, Beringen en Leuven bij. In 1832 werd hij candidaat in de medicijnen en deed als zoodanig belangrijke diensten tijdens de verschijning der cholera in ons vaderland en was als cholera-doctor werkzaam in de gemeenten Valkenburg en de beide Katwijken. Na den 17den Dec. eene Dissertatio continens historiam Epidemiae Cholerae Asiaticae quae mensibus Julii et Augusti Ao. 1833 in pago Valkenburg regnavit verdedigd te hebben, werd hij medicinae-doctor, en zette zich voor korten tijd te Amsterdam neder; doch zijn levendige aard gaf hem aanleiding om eenige reizen naar Java als scheepsdocter te doen, zoodat hij er 3 met verschillende schepen volbragt. Inmiddels in 1838 gehuwd met Johanna Maria 's Graeuwen, vestigde hij zich in 1843 als geneesheer te Batavia, werd in 1849 secretaris van het Bataviaansch genootschap van kunsten en wetenschappen en in 1850 lld der Maats. v. Ned. Letterkunde. In Jan. 1851 begaf de Wilde zich naar Samarang, waar hij als geneesheer het algemeen vertrouwen genoot. Na een verblijf van 12 jaren in de Indië, verkreeg hij een tweejarig verlof, tot herstel zijner geschokte gezondheid, naar het vaderland, doch hij overleed voor zijn vertrek den 11 Oct. 1855 aan eene beroerte.
Zie zijn levensbeschrijving door P.O.v.d. Chijs, in Handel. d. Maats. v. Letterk., 1856.