[Johan Henricus Westerhoff]
WESTERHOFF (Johan Henricus), zoon van den vorige, begaf zich op tienjarigen leeftijd, na den dood van zijn vader, naar 's Hage, waar hij het onderrigt in de Latijnsche taal te Gouda genoten, voortzetten, en in iedere klasse den eersten prijs verwierf. In 1743 begaf hij zich naar de hoogeschool te Leiden, waar hij vooral het onderrigt van Johan van den Honert genoot en 6 jaren bleef. Hij was 22 jaren oud, toen hij, te gelijk met Dionysius van de Wijnpense bij de classis van Leiden en Neder-Rijnland proponent werd. Zijn eerste standplaats was Hellevoetsluis, vervolgens werd hij in 1752 te Vlissingen beroepen, van daar begaf hij zich in 1761 naar Gouda, in 1763 naar Amsterdam, waar hij overleed. Hij huwde te Vlissingen met Katharina Vrijdag.
Hij gaf in het licht:
Jesaia's Tempelgezigt of verklaring van Jesaia VI:1-7. Amst. 1768. 8o.
Zie Vrolijkhert. t.a.p.; Wagenaar, Amsterd., D. VII. bl. 454; Brans, Kerk. Reg., bl. 68, 128; Kobus en de Rivecourt; Arrenberg, bl. 573.