Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 20
(1877)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Jacobus Westerbaen]WESTERBAEN (Jacobus), ridder, heer van Brandwyck en Gybeland, in 1599 te 's Gravenhage geboren, studeerde als alumnus van het staten-collegie in de godgeleerdheid te Leiden, was de partij der Remonstranten toegedaan en onthield zich, gedurende de zitting der synode nationale, te Dordrecht, om de Remonstranten met zijne pen ten dienste te staan. Na de veroordeeling van deze, studeerde hij in de medicijnen. Hij huwde | |
[pagina 141]
| |
vervolgens de weduwe van den onthalsden Reinier van OldenbarneveldGa naar voetnoot1), en sleet zijne overige dagen op zijn door hem aangelegd buitengoed Ockenburgh, nabij Loosduinen, waar hij den 31sten Maart 1670 overleed. Westerbaen was bekend met de voornaamste letterkundigen en dichters van zijn tijd, vooral met Cats en Huygens, en hield in zijn dichtkunst den middelweg tusschen het gerekte en langwijlige van den eenen en het ineengedrongene en daarom duistere van den anderen. Met Vondel stond hij echter op geen goeden voet. Hij waardeerde hem als dichter, doch berispte zijne veranderlijkheid in 't stuk van godsdienst en wederlegde zijne stellingen ten aanzien dr Misse in zijn uitmuntend gedicht Kracht des Geloofs, bij gelegenheid der uitgave van Vondels Altaer-geheimenissen. Vondel mogt tegen den schranderen W. in geleerdheid niet op en wist daartegen niets te zeggen dan acht onbeduidende regels, waarin hij hem voor Sociniaen schond. Ook Huygens had niet veel met hem op, schoon hij hem zijn hof maakte en zijn vertaalde Virgilius aan hem opdroeg en in eenige gedichten zijn hof bij hem maakte, want hij werd door Huygens zoo min op Hofwyck, als door Cats op Zorgvliet of door Westerbaen op Ockenburgh onthaald. Op Ockenburgh sleet Westerbaen, als een tweede Atticus, tusschen de wetenschappen en de dichtkunst. De vruchten van zijne letteroefeningen waren: Minnedichten. 's Grav. 1624. 4o. Arctoa Tempe, Ockenburgh woonstede van den Heere van Brandwijck in de clingen buyten Loosduynen. 's Grav. 1854. 4o. Davids-Psalmen in Nederduitsche rymen gestelt, op deselfde wyzen ende getal van zangversen, als die in de Fransche ende Nederd. geref. kercken werden gezongen, mitsgaeders eenige Lofzangen ende Gebeden etc. (op Muzyck). 's Gravenh. 1655. 8o. De ses comedien van P. Terentius in Nederd. rijmen gebracht. 's Grav. 1633. 4o. Avondschool voor vrijers om in de minnekunst geoefend en | |
[pagina 142]
| |
onderwezen te worden nae de lessen van Ovidius, getrocken uit sijne drie Boecken de arte amando. 's Gravenh. 1665. 4o. Ook vertaalde hij in rijm de Heroides van Ovidius, de Aeneas van Virgilius, de Troas van Seneca, de lof der Zotheid van Erasmus, eenige der Kusjes van Janus Secundus. Zijne gedichten zijn gezamentlijk in 1672 in 3 dn. in 8o. te 's Hage uitgegeven, doch meest alle ook afzonderlijk gedrukt. Zooals o.a. Kost verlooren, Op de vreede te Breda geslooten tusschen den koningh van Groot-Brittanje ende de staten der Nederlanden. 1667. Ook komen een menigte in vroegere en latere bloemlezingen zooals in Klioos kraan, Apollo's harp, Bloemhof van versch. Gedichten, Verscheide Gedichten en in die van Siegenbeek, Visscher, A. Thym en andere ook in de Epigrammatische Anthologie van Witsen Geysbeek voor. Anoniem gaf hij: Boden-Brood voor den Man die sich noemt J. van Vondelen voorlooper; overwegende den sin ende inhoud van de voorreden gestelt voor de Psalmen Davids, gerymt door J.W. 's Grav. 1655. 4o. Kranckentroost voor Israel in Holland. Met eene ernstige Aenspraeck aen de staten van Hollandt en West-Vriesl. Gedruckt buyten Geneven in 't jaar 1663. 4o. Oogh zalf voor het verblinde Israel, mitsg. haeren stercken troost tegen den krancken troost, die het tegenwoordigh heeft in Hollandt. Gedruckt buyten Geneve in 't jaar 1664. 4o. Wat zeep voor den ongewassen Moor, mitsg. een zuyver was-lichtje voor de gemeynte van de publycke kercke ontstoken door den autheur van 't Kost verlooren. Z. pl. en jr. (1668. 4o.) Een vroegere uitgaaf heeft tot titel: Een zeepballetje voor den ongewassen Moor, hem verciert van Thersites of de Autheur van Kist verlooren. Z. pl. en jr. (1668.) Ook had hij deel aan de Historie van Oldenbarneveld. Rott. 1648. 4o.
Zie Siegenbeek, Bekn. Gesch. der Ned. Letterk., bl.; van Kampen, Gesch. d. Ned. Lett. en Wetens., D. I. bl. 190; J. de Vries, Geschied. der Ned. Dichtkunde; Hubert, Chron. Lijst; Jonckbloet, Nederlandsche Letterkunde; J. van Iperen, Kerk. Hist. v. h. Psalmgez., D. I. bl. 181; Witsen Geysbeek, B.A.C. Wb., D. VI. bl. 473; Scheltema, Mengelw., D. III. Vondel, Dicht. werk., D. XI. bl. 22, 215; Gids, Mengel. D. I. bl. 388; Mnemosyne, D. IX. bl. 293, 314; Dr. F. Otto, die gesammtl. Niederl., S. 491; Baur, Hwb.; Hoogstraten; Kok; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr.; J.W. de Crane, Letter en Geschiedk. verzameling, 1841, bl. 1. |
|