[Cornelis Willemsz. Westerbaen]
WESTERBAEN (Cornelis Willemsz.), in 1690 te Katwijk aan den Rijn geboren, werd in 1717 proponent bij de Remonstrantsche broederschap, in 1719 predikant te Noordwijk, in 1722 te Brielle, in 1725 te Utrecht, in 1737 te Rotterdam, in 1763 emeritus, en overleed den 13den September 1774. Hij was een geleerd, kundig en arbeidzaam man. Als godgeleerde heeft hij zich bekend gemaakt door:
Lijkreden over Hebreen XIII:7, ter gedagteuisse van den bezwaarden godvruchtigen en geleerden Heere J. Langendaal in zijn Eerwaarde leven Leeraar in de gemeente van der Remonstranten te Rotterdam. Rott. 1748. 4o.
De goedertierenheid des Heeren, gebleeken in Nederlands verlossinge uyt verscheide merkwaardige gevaaren, inzonderheid in den tachtig jaarigen oorlog, voorgesteld aan de gemeente der Remonstranten te Rotterdam, op de algemeene Dank- Vast- en Bededag den 15den Maart 1748, over Klaagliederen III vs. 22 en 25. Rott. 1748. 4o.
Meer bekend is hij door zijne overzettingen, o.a. van de Algemeene Historie, beschreven door een gezelschap van geleerde mannen in Engeland; een zeer verdienstelijk werk met veel smaak bearbeid. Amst. 19 D. 4o. en door
Lardner's Geloofwaardigheden der Evangeliegeschiedenis. Hij beoefende ook de vaderlandsche poëzy, zijne dichtstukken zijn weinig in getal, maar vol merg van goede gezonde en heldere denkbeelden. Zijn voornaamste dichtstuk is het Eeuwgetijde der Utrechtsche academie, gevierd den 27sten Maart 1736. Het werd toen gedrukt, doch naderhand met zijn krachtig en ernstig bestraffend gedicht: Teugel voor den ijver des Predikstoels, in 1748 nameloos verschenen en zijn aandoenlijken Zwanenzang, na zijn dood in 1774, door zijn zoon Willem Westerbaen, predikant te Noordwijk, onder den titel van Dichtstukken van K. Westerbaen Wz. te Leiden uitgegeven. Nog vind ik van hem vermeld:
Ter gedachtenisse van ZExc. Henrik Graeve van Nassau, Heere van Ouwerkerk, overleden 1708, 18, 10. Amst.
Zie Witsen Geysbeek, B.A.C. Wb., D. VI. bl. 184; Glasius, Godgel. Nederl.; Tideman, Rem. Broederschap, bl. 54, 93, 204, 258, 371; Aanh. op Nieuwenhuis Woordenb.; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; van Doorninck, Anon. en Pseud., No. 4384; P. Leuter, de Kruiskerk, bl. 362; Abcoude, Tweede Aanh., bl. 166, 167; Arrenberg, bl. 572.