[Unico Willem, Graaf van Wassenaer]
WASSENAER (Unico Willem, Graaf van), broeder van den vorige, in 1696 geboren, heer van Twickelo, werd in 1717, wegens het kwartier van Twenthe in de ridderschap van Overijssel, in 1724 in de ridderschap van Holland, en in naam van dit gewest had hij zitting als raad in het collegie ter admiraliteit op de Maze. Voorts was hij hoogheemraad van Rijnland. Vele waren overigens zijn binnenlandsche eertitels en ambten, waartoe geboorte, rijkdom en bekwaamheid hem den weg baanden. Hij verklaarde zich tegen de verheffing van den prins van Oranje tot stadhouder en werd door Chesterfield met Boetselaer van Nyeveen en Halewijn als hoofd der gemeenebest-gezinden voorgedragen. Talrijk en gewigtig waren de buitenlandsche gezantschappen, die hem werden opgedragen. De eerste was in 1744 naar Frankrijk om de verklaring der Staten-Generaal over te brengen op de vermaarde aanspraak van den ambassadeur de Fenelon en tevens de goede diensten aan te bieden tot bijligging der geschillen tusschen Frankrijk en Groot-Brittannië. Na mislukte pogingen te hebben aangewend, werd hij nog in hetzelfde jaar naar Keulen gezonden om den keurvorst in zijne verbindtenis met Oostenrijk te bevestigen. In een maand volvoerde hij dien last naar wensch, en reisde in het volgend jaar op nieuw naar Bonn om den vrede tusschen de hoven van Weenen en Munchen te helpen bevorderen. Ook hierin slaagde hij gelukkig, zoowel als bij een verdrag tot het leveren van 7000 man. In 1746 vertrok hij weder naar Frankrijk, ten einde, zoo mogelijk, verdere verwijdering voor te komen, de gekrenkte vriendschap te herstellen en tot eene algemeene bevrediging te werken, de griffier der Staten-Generaal Jacob Gilles, werd aan hem toegevoegd. Eene nieuwe benoeming tot het congres van Breda strekte ten blijke van de goedkeuring zijner meesters over den handel te
Parijs. Het een zoo wel als het ander liep vruchteloos af. Gedurende dit alles werd door hen, die den oorlog zochten, het graauw tegen hen opgezet, blijkens vele plak- en strooibrieven in het Praaltooneel van Nederlandsch wonderen, bewaard gebleven.
Bij klimmende ouderdom verminderde zijne geestvermogens. Hij overleed den 9 November 1766. In 1723 trad hij in het huwelijk met Dodonea Lucia van Goslinga, dochter van Sicco van Goslinga, grietman van Franckeradeel en Johannette Isabella, baronesse van Schwartzenburg.
Zie Wagenaar, V.H. (Reg.), Nederl. Jaarb., 1766; Scheltema, Staatk. Nederl.; Kok; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Chesterfield, Letters, T. XII. p. 10.