bekleedde tot zijn overlijden. Als letterkundige heeft van Walrée zich verdienstelijk gemaakt door de vijf volgende verhandelingen.
1. Over de verdiensten van Dante Alighieri, in betrekking tot zijn tijd.
2. Over het dichtwerk de Araucāna van den Spaanschen edelman Don Alonzo de Ercilla.
3. Over den invloed van Petrarcha op de klassieke Letterkunde.
4. Iets over de Joden.
5. Proeve van het verbond tusschen het Spaansche volkskarakter en de vroegere Spaansche Letterkunde.
De vier eerste zijn opgenomen in het Magazijn voor Wetenschappen, Kunsten en Letteren verzameld door N.G. van Kampen, en wel no. 1 en 2 in het IVe deel (1825), 3 in het VIe (1826) en 4 in het IXe (1829) de vijfde werd geplaatst in de mengelingen van het tijdschrift de Gids, jaargang 1838. In 1840 werd van Walrée lid der Maats. van Letterkunde. Sedert Febr. 1832 tot op zijn overlijden, was hij lid der plaatselijke schoolcommissie in zijne geboorteplaats en gedurende verscheidene jaren bestuurder en secretaris der maatschappij Felix Meritis. Hij huwde in 1822 met Maria Jeanne Grandpré Molière en na het overlijden van deze met A.C.A. Weerts uit Arnhem die hem overleefde. Beide huwelijken bleven kinderloos. Hij overleed den 22 Januarij 1849.
Zie mr. W.J.C. van Hasselt, in Handel. d. Algem. verg. d. Maats. v. Ned. Letterk. 1849.