[Abraham van de Velde]
VELDE (Abraham van de), zoon van Abraham van de Velde, die in 1619 predikant werd te Veen, classis Gorinchem, en daar in 1647 overleed, werd in 1614 in Zeeland geboren. In 1640 werd hij tot predikant te Zevenhoven beroepen, vanwaar hij nog in hetzelfde jaar naar Schoonhoven en in 1651 naar Utrecht vertrok. Volgens sommigen werd hij, tengevolge van een hevig geschil met de stedelijke regeering over de inkomsten en de administratie van de bezittingen der vijf kapittelen, die geseculariseerd en welker bestuurders, vroeger geestelijken, toen wereldlijke personen waren, met zijn ambtgenoot J. Teeling, door de regeering van de bediening ontzet, behoudens eer en goed, en hem den 19den Julij 1660 de inwoning der stad verboden. In 1661 werd hij predikant te Arnemuiden en in 1663 te Middelburg. In 1675 werd hij, door invloed van Willem III, van den ban te Utrecht ontslagen, doch keerde naar Middelburg terug, waar hij den 7den Junij 1677 overleed. Als schrijver is hij bekend door zijn:
Ooghsalve om te sien wat te houden zij van de kanonikerij. Utrecht 1659.
Verzameling van keurstoffen en predicatiën over Jeremia V:1-6.
Wonderen des Allerhoogsten, het eerst in 1669 uitgegeven, in 1733 voor de vijfde maal gedrukt. In 1833 bezorgde Mr. A.M.C. van Asch van Wijk een nieuwen druk van dit werk.
In 1678 (dus na zijn dood) verscheen zijne Apologie. Zijn zoon Nicolaas, predikant te Overzande en Driewegen, werd door zijn nabuur de Klever, predikant te 's Heerenhoek, in zijn eigen huis vermoord.
Zie de Zaaijer, Jaarg. 1872; Kist en Moll, Kerkhist. Archief, D. IV, bl. 515, 322, 330, 336, 337; Vrolykhert, Vliss. Kerkh. bl. 202, voorr. van den laatsten druk der monderen enz.