Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 18
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 270]
| |
van den vorige, werd den 23sten Mei 1798 te Kampen geboren, ontving het eerste onderwijs te Leiden, bezocht later de latijnsche school en studeerde aldaar aan de hoogeschool in de letteren, vertrok een jaar voor zijne promotie naar Utrecht als gouverneur bij de familie de Beaufort, nam tevens de collegiën van van Heusde en Schroeder waar en promoveerde den 8sten November 1822 te Leiden, na verdediging eener dissertatie de Aeschinis oratione in Timarchum, en werd conrector aan de latijnsche school te Tiel en volgde den 2den September 1824 C.F. Nagel als rector op. Omtrent het gymnasiaal onderwijs maakte hij zich verdienstelijk door het vertalen van Kraft's Themata (1827) en Püllenbergs Redekunde voor Gymnasiën (1832), alsmede door het bewerken van eene Oostersche, Westersche en Noordsche Mythologie voor jonge lieden (1832), waarvan in 1851 een derde druk verscheen. Wijsbegeerte en zedekunde waren zijne lievelingsvakken en de resultaten van zijn grondig onderzoek van beide heeft hij geleverd in twee geschriften, namelijk in de Proeve eener lofrede op F. Hemsterhuis (Leiden, 1828) en in de verhandeling over de vraag: Welke is de invloed van het gevoel voor het schoone op de zedelijke volmaking der menschen, uitgeschreven door het Prov. Utr. genootschap van kunsten en wetenschappen en met de zilveren medaille bekroond (1836). Voorts vindt men bijdragen en recensiën van zijne hand in de Kunst- en Letterbode, Recensent, Vriend des Vaderlands, Vaderl. letteroefeningen, Magazijn van wetenschap, Kunst en smaak, Arnhemsche Courant, Handelsblad, Tielsch Stads- en Arrondissements Weekblad, Symbolae literariae, Mucellanea philologa et paedagogica, Gids, Nieuwe bijdragen van onderwijs en opvoeding, Tijdgenoot, Wekker, Magazijn van nieuwe taalkunde, Volksbode, Geldersche Volks-Almanak, Handelingen der Maats. van Ned. letterk., (Levensberigt van E.D. Rinke en van Elink Sterk), Spectator, Kerkelijke Courant en anderen. Hij was lid van het genootschap van leeraren aan de Nederlandsche gymnasiën, schoolopziener in het 7de district van Gelderland, directeur van het Departement der maatschappij tot Nut van 't Algemeen, directeur van het natuurkundig gezelschap Ars Aemala Naturae, commissaris van de Tielsche maatschappij van brandverzekering en van de Nederlandsche algemeene verzekering-maatschappij, diaken, ouderling, lid der kerkelijke commissie, lid van het Utrechtsch genootschap van kunsten en wetenschappen, der Leidsche maatschappij van Ned. letterkunde enz. Hij ontsliep den 28sten Febr. 1868 in zijn zeventigste levensjaar. W. van de Poll schetste zijn leven voor de werken der Maats. van Nederlandsche letterkunde. Men vindt het in de levensberichten van 1871. |
|