en tevens aan het Athenaeum Illustre, bij welke gelegenheid hij den 3den September eene redevoering uitsprak Over de geschiedenis der clinische school en hare strekking.
Daar hij in 't belang zijner leerlingen de praktische uitoefening van zijn vak niet liet varen, vergde hij van zijne zwakke ligchaamskrachten te veel, zoodat hij den 7den Januarij 1830, in de vaag van zijn leven, bezweek.
Hij schreef:
Diss. med. de Σϕυγμολογια seu pulsus doctrina. L.B., 1810.
Geschiedkundige beschouwing der ziekten in de Nederlanden, in verband met de gesteldheid der landen en de leefwijze der inwoners. Amst., 1824. 8o.
Over de herfstkoortsen in Amsterdam, bijzonder over die van het jaar 1826. Amst., 1827. 8o.
Waarschuwing tegen het gebruik der Artemisia in Gen. Bijdr. L.C. Pruys van der Hoeven enz. 1826. D. I, St. 2. bl. 254.
Eenige oordeelkundige waarnemingen aangaande de thans heerschende koortsen in Algem. K. en L.bode. 1826. D. II. bl. 370.
Over de vorming van schijnvliezen. Met afbeeld. in N. Verh. ter bevorder. der Heelk. te Amsterdam. 1829. D. II. bl. 39.
Over de zelfontbranding in Bijdr. tot de Natuurk. wetenschappen. 1826. D. I. bl. 214.
en W. Vrolik, Proeven over den invloed van het zenuwstelsel op den bloedsomloop. Ald. 1828. D. III. bl. 79.
Geneesk. beschouwing der ziekten in de Nederl. in verband met de gesteldheid des lands en de leefwijze der inwoners. 1824.
Lofrede op den Amst. Geneesheer N. Tulp en Over het verband der bevolking met de bebouwing der aarde, beide in v. Kampen's Magaz. van wetensch. en lett. IIIe en VIIIe deel.
Zie Konst- en letterbode, 1830, D. I, bl. 35; Acad. Tijds., p. 250; Holtrop, p. 356; Verwoert; Kobus en de Rivecourt.