nen Amsterdam onlangs voorgevallen. Met een discoure aen alle goede Patriotten, uit het latijn vertaald. 1617. 4o.
Corte ende naeste ontdeckinghe van den luegen-geest onlangx verschenen in de uytgegeven ‘Antwoordt tot wederlegginghe van het discours over de Amst. beroerten.’ 1617. 4o.
Zedich onder-soeck van eenige handelingen in Gelderlandt in de maent Februarius, ter oorsaecke van seecker verschil tusschen de Predicanten voorghevallen. 1617. 4o.
Ernstighe Aenspraeck aen de Maeght van Hollandt, tot waerschouwinghe van alle goede Lief-hebbers der oude Vaderlijcke Vrijheydt. 1617. 4o.
Weegh-schael om in alle billickheydt recht te overweghen de Oratie van Dudley Carleton, Ambuss. van Gr. Britt; geh. in de Verg. der Staten-Generael. 1617. 4o.
Bij Plaecaat van 16 Dec. 1617 ‘als een diffamatoir boekske strengelijck verboden. Zie Vreede, Inleid. tot eene gesch. d. Ned. diplomatie. 2de ged., 1ste st. bl. 326. Cat. d. Pamft. v. Meutman 1252 en aangeh. schrijv.
Nasporing, hoe, ende in wat manieren de Prince van Orangien, hooghtoff. memorie, de bescherminghe deser Landen heeft aengenomen, om de Nederlandtsche Belijdenisse te maintineeren. 1617. 4o.
Notulen ofte Aenmerckingen op het af-scheydt der Predikanten van Nimmegen, ghegheven bij den E. Raedt ders. stadt, op den 8 April 1618. 1618. 4o.
Reuck-appel of-ghevende den lieffelijcken geur van de daden der Princen van Orangien Teghen de quade lucht onlanghs veroorsaeckt door het opdoen van een spore tot verdedingh van de op-rechte na-sporingh. Gestelt door een Liefhebber der Nederl. vritheydt. Phtladelphi, 1618. 4o.
Den Vraegh-al, inhoudende ettelijcke Questien ofte Vraghen om daer op te hebben een bondigh Antwoordt. 1618. 4o.
Notities op het ofscheyd der predikanten van Nijmegen, gegeven den 8 April 1618.
Wat Wonder-Oudt-Nieuws dienende tot claer, ende onweder-leggelijck bewijs, hoe de Remonstr. Predicanten regsen en rossen. 1618. 4o.
Bloem-potgen van verscheyden bloemen ghepluckt uyt den Hoff van de Geldersche Contra-Remonstranten... Door Theophilus Phileleutherus. 1618. 4o.
Zie Cattenburg, Bill. Remonstr., bl. 127; Brandt, Hist. de Reform., D. II (Reg); Regenboog, Hist. d. Rem. (passim); van Rhenen, Naaml. a. Utr predd., bl. 31; Paquot, Mém., T. III. p. 620 suiv.; Ypey en Dermout, Gesch. d. Herv. kerk, D. II, bl. 217, Aant. 117; J. Tideman, Rem. Broeders., bl. 209, 252, 253, 298, 368; Glasius, Godget. Nod.; Wagenaar, Vad. Hist., D. X, bl. 182, 259; Kist en Royaards, K.A. (1ste Ser.), D. VII, bl. 5, 196; 219, 228, 235; Rogge, Rem. Pomft., bl. 115; Dodt. Archtef, D., VI; van Doorniuck, Pseud. en Anon., (Index); Tiele, Pamfl., D. I, bl.