Diss. de Legibus verdedigd en op dien dag eene Oratio de Platone, optimo in legibus condendis Principis magistro gehouden had. Inmiddels trachtte hij zijne natuurkundige kennis steeds te vermeerderen, ook door het bijwonen van prof. Mulder's collegiën over de vergelijkende natuurkunde en zoölogie. Over de meest uiteenloopende onderwerpen schreef of vertaalde hij stukken van meerderen of minderen omvang die in Tijdschriften van die dagen geplaatst werden. In 1814 werd v.S. hoogleeraar in de natuurl. geschiedenis aan dezelfde hoogeschool en trad den 25 Jan. 1815 in deze betrekking met eene Or. de hodierna philosophiae naturalis amplitudine op. Hij stichtte te Groningen een museum van natuurlijke geschiedenis en gaf een uitgebreide Naamlijst van voorwerpen in het Akad. museum. van natuurl. historie te Gron. voorhanden (Gron. 1822) gevolgd door een wegwijzer in het museum (Gron. 1828). Op het gebied dier wetenschappen gaf hij Buffoni et Daubentoni figurarum avium coloratarum nomina Systematica. Gron. 1820 en de rectorale Or. (1823) de momento, quod in Historiae Naturalis studio ad virtutem conspicitur (Gron. 1825). Ook als opvoedkundige had v.S. groote verdiensten. In 1812 en 1813 was hij inspecteur van de keizerlijke universiteit te Groningen en hield zich in die betrekking bezig met de verbetering van het schoolwezen in Oost-Friesland. Van den 28 Februarij 1807 af was hij 44 jaren jaren schoolopziener. Als zoodanig schreef hij:
Schoolboek der strafwetten van ons Vaderland. Gron. 1810.
Bekn. beschrijving van de inrigting van openbaar onderwijs in Frankrijk. Ald. 1811.
Ontwerp van eene geschiedenis der schoolverbet. in de prov. Groningen.
Verzoekschrift betrekkelijk het lager onderwijs ingezonden aan de tweede kamer der Staten-Generaal. Gron. 1829.
Voorts heeft men van hem:
V.S. en B.H. Lulofs ter nagedachtenis van J.J. Modderman. Gron.
V.S. en M.J. Adriani ter nagedachtenis van H. Wester.
Voorts Levensberigten van L.J.F. Höpfner, J.E. Götjes, J. de Boer, H. Kuhl, J. Baart de la Faille, H. Muntingh en J.C. van Hasselt.
Het vijfentwintig jarig bestaan van het natuur- en scheikundig genootschap. Gron. 1826.
Veel heeft hij aan de vergetelheid ontrukt in Wegwijzer op de nieuwe begraafplaats te Gron. (4 stukjes).
Korte opgave van veranderingen welke Groningen ondergaan heeft sedert het begin dezer eeuw. Gron. 1830.
Alm. d. Akademie van Groningen (1813-1829).
Een nieuwe steen op het graf van Praedinus, het mo-