Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Tweede stuk
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Gerard baron van Swieten]SWIETEN (Gerard baron van), werd in 1700 te Leiden geboren, bezocht op 16-jarigen leeftijd de hoogeschool van Leuven, doch keerde twee jaren later naar Leiden terug, waar hij spoedig de geliefdkoosde leerling van Boerhaave werd, aan wiens praktische en chemische werkzaamheden hij met veel ijver deel nam. Na zijne promotie trad van Swieten, door Boerhaave ondersteund, als geneesheer en spoedig daarna, daar zijn geloof het hem toen onmogelijk maakte een professoraat aan de akademie te verkrijgenGa naar voetnoot1), als privaatdocent op. Kort daarna werd hij naar Londen beroepen, doch bedankte. De ongelukkige verlossing der aartshertogin Maria Anna te Brussel deed hare zuster, de keizerin Maria Theresia besluiten, de hulp van van Swieten in te roepen en kort hierop beriep zij hem als eersten lijfarts en directeur van den geneeskundigen dienst in Oostenrijk, naar Weenen (1745). Zijn eerste zorg was om het onderwijs in de geneeskunde te verbeteren of liever geheel in het leven terug te roepen. Hij las zelf over de Encyclopaedia en verklaarde de Institutiones van Boerhaave voor de geneesheeren, met wie hij omging, om hen geschikt te maken later als onder- | |
[pagina 1123]
| |
wijzers op te treden. Evenzoo zorgde van Swieten voor de wiskunde en de natuurwetenschappen. Op deze wijze gelukte het hem, door zijne bemoeijingen, waarmede hij rusteloos tot zijn dood volhield, den glans van Leiden op de geneeskundige school te Weenen over te brengen. Hij overleed te Schönbrunn den 18 Junij 1772. Zijn groot werk, waaraan hij zijn geheele leven arbeidde, waren zijne Commentarii in Hermanni Boerhavii aphorismos de cognogcendis et curandis morbis. L.B. 1766-1772. Na zijn dood gaf Max Stoll nog uit zijne Constitutiones epidemicae et morbi potissimum Lugduno-Batavorum observati. Hij was de eerste die de keizerin opmerkzaam maakte op de schadelijkheid van het begraven in de kerken. In 1752 maakte hij het inwendig gebruik van kwik aan de wereld bekend. Ter nagedachtenis van van Swieten draagt een plantengeslacht uit de nat. fam. der Maliën den naam van Swietenia. Zijn portret bestaat. Zie Lof-Reden auf den Freihern Gerhard van Swieten etc. zu Jena gehalten von E.G. Baldinger. Jena 1772; Hecker, Geschichte der neueren Heilkunde S. 345; Sandiforti Bibl. Natural. et Medic., P.X. S.d.n. XV. p. 276, 277; Alg. Deutsche Bibliothek, T. III.; Wurz, Trauerrede, Wien 1772; Kesteloot, Hulde aan van S.; Sprengel, Hist. de la Médic.; Biogr. Médicale; Nouv. Biogr. génér.; Biogr. Univ.; Björnstahl Reizen, D. I. bl. 276, 277; Saxe, Onom., T. VI. p. 390; Anal. 722; Siegenbeek, Gesch. d.L.H., D. I. bl. 166, 167; Kok; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt; Muller, Cat. v. portr. |
|