Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Tweede stuk
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 1121]
| |
[Adriaan van Swieten]SWIETEN (Adriaan van), heer van Swieten, Kalslagen en SchrevelsrechtGa naar voetnoot1), hoogheemraad van RhijnlandGa naar voetnoot2), was de zoon van Cornelis van Swieten en Anna van Borsselen, dochter van Adriaan van Borsselen van Weldamme en Maria van Eversdijk. Reeds vroeg omhelsde hij de partij van Willem I en teekende het verbond der edelen. Dientengevolge was hij in het banvonnis, tegen 47 Leidsche ingezetenen den 31 Mei 1568 geteekend, begrepen; ja stond aan het hoofd van de lijst. Hij ging met v.d. Werff en anderen gelijkgezinden naar Duitschland, waar hij geen vast verblijf had, maar zich ten dienste stelde van den prins van Oranje, die hem meermalen tot geheime en gewigtige diensten gebruikte en was met hem in briefwisseling. In 1572 schijnt van Swieten zich eenigen tijd in Engeland te hebben opgehouden. Wij vinden hem ten minste bij de inneming van den Briel in 1572. Kort daarna was het vooral aan hem te danken dat Oudewater, Woerden en Gouda voor den prins gewonnen werden. In 1573 verijdelde hij den aanslag van Bossu op Oudewater, en hoewel zijne pogingen tot ontzet der stad in 1575 mislukten, bragt hij echter weinige maanden later haar weder onder de gehoorzaamheid van den prins. Toen hij gouverneur der stad Gouda was, en in die betrekking hooge achting genoot, nam, 't geen opmerkelijk is, de regering zonder zijn voorkennis en bewilliging, het besluit om het oude kasteel van Gouda, waarop hij zijn verblijf hield, tot den grond toe af te breken. Toen in 1575 Woerden door de Spaanschen belegerd werd, baande hij den weg om met de belegerden, door middel van duiven verstandhouding te oefenen. Later werd hij kastelein van die plaats. Het is wel niet te bewijfelen of hij liet zich ter staatsvergadering gelden. Zoo begunstigde hij in 1577 waarschijnlijk het besluit om Amsterdam te overrompelen, daar hij zelf in aanmerking kwam om dien aanslag te ondernemen. Ook wendde hij, omtrent en later pogingen aan, om Utrecht, Gelderland en Overijssel aan 's prinsen zijde te doen overslaan. In 1574 was hij een der gemagtigden, met den aartshertog Matthias en den prins van Oranje over de Utrechtsche Unie, en vier jaren later werd hij nevens anderen aan den prins gezonden om over de aangelegenste belangen van 't vaderland te spreken. Hiertoe was hij zeer geschikt, niet alleen wegens zijne beproefde ervarenheid in 's lands zaken, maar ook uit hoofde van 't vertrouwen dat de vorst in hem stelde, als wel bewust hoeveel van Swieten had toegebragt tot het besluit der staten van Holland en Zeeland om de hooge overheid den prinse te doen opdragen. Ten blijke van dat vertrouwen strekke nog, dat de prins, | |
[pagina 1122]
| |
verwittigd van zekere hoogloopende geschillen en daaruit spruitende beroerten binnen Utrecht tot het bedaren er van en herstelling der openbare rust, van Swieten derwaarts zond, die, vergezeld van twee andere vrienden van Oranje, in zijne pogingen aldaar gelukkig slaagde. Hij overleed in 1584, kort na zijne terugkomst te Gouda. Hij was gehuwd met Josina van Naaldwijk, dochter van Adriaan van Naaldwijk en Alida van Ophemert, en liet twee zonen na, Cornelis, ongehuwd, die bij de begrafenis van Willem I tegenwoordig was en in 1589 in het beleg van Heusden sneuvelde en Adriaan, die zijn geslacht voortplantte tot in den jare 1630 toen de laatste mansoir er van overleden is.
Zie, behalven de Genealogiën bij van Leeuwen; Goudhoeven; Kok; Te Water, Verb. d. Ed., D. III. bl. 320; Sent. v. Alva, bl. 119, 120; van Meteren, B. III. bl. 49, 59; Bor, B. V. 208 (289), 223, (310); B. VI. bl. 265, (365), 275, (378), (646), 296, 296, (406, 407); B. VIII, bl. 121; 122, 123, (44-645; B. IX. bl. 180, (727); B. X. bl. 216, (777, 778); B. XI. bl. 308, (905, 906); B. XIII. bl. 310 (906); Hooft, N.H., D. X. bl. 434, Te Water, Lev. v.P.A.v.d. Werff; Schotel, een standbeeld voor P.A.v.d. Werff; van Wijn, Bijv. en Aanm. op D. VI. der V.H.v.J. Wagenaar bl. 96-99, op D. VII. bl. 55; Costerus, Hist. Verh., bl. 388, 391; Walv is, Bef. v. Gouda, bl. 349 volgg.; Scheltema, Staatk. Nederl.; Hoogstraten; Kok; Nieuwenhuis; Verwoert; Kobus en de Rivecourt. |
|