[Bernhardus Swalve]
SWALVE (Bernhardus), in 16.. in Westphalen geboren, in 1645 student in de geneeskunde te Franeker, studeerde onder van der Linden, die hem smaak en eerbied voor Hippocrates inboezemde. Van daar vertrok hij naar Leiden om Walaeus te hooren, en legde zich bijzonder op de ontleedkunde toe, werd in 1648 med. dr., vestigde zich te Harlingen en werd aldaar stadsgeneesheer en geneesheer bij het collegie ter admiraliteit aldaar.
Hij gaf in het licht:
Disquisitio therapeutica generalis sive medendi methodus ad recentiorum dogmata adornata et Walaeana methodo conformata. Amst. 1657, Jenae 1677 12o.
Ventriculi quaerelae et opprobria. Amstel. 1664, 1675.
Pancreas pancrene, sive pancreatis et succi ex eo profluentis commentum succinclum. Amst. 1667, Jenae 1678.
Alcali et acidum, sive naturae et artis instrumenta pugilica. Amst. 1676; waarin de oude leer en het nienw opkomend licht, de toen heerschende scheikundige denkbeelden, vooral de leer der efferocicentra en de meeningen voor en tegen, vrij breed en vinnig verdedigd en bestreden worden.
In 1670 schijnt hij vertrokken te zijn naar Leeuwarden, waar hij aanzienlijke begunstigers had en woonde daar in 1675. Hij was bekend met Anna Maria van Schurman, wier geneesheer hij werd en die hem tot de Labadisten trachtte te bekeeren.
Zie Banga, Geschied. der Geneesk., bl. 135, 453; Schotel, Anna Maria v. Schurman, bl. 75, 261, Aant. 140; H. van Berkum, De Labadie en de Labadisten, D. II. bl. 275; Ypeij en Dermout, Gesch. d.N.H.K., D. II. bl. 177.