[Gerard Tjaard Suringar]
SURINGAR (Gerard Tjaard), zoon van Tjaard Nicolaas Suringar, burgemeester van Leeuwarden, en van Petronella Couperus, geboren te Leeuwarden 18 October 1761, studeerde te Franeker, en werd aldaar den 21 Junij 1781 bevorderd tot doctor in de beide regten, na openbare verdediging van zijn academisch proefschrift: Observationes ad selectas quasdam Solonis leges. (Franequerae, G. Coulon, 4o). Hij bekleedde achtereenvolgens den post van praeceptor aan de Latijnsche school te Haarlem (1781-1783) en dien van conrector te Leeuwarden, uit welke laatste betrekking hij in 1796 tegelijk met den bekenden rector Valentinus Slothouwer, om zijne politieke gezindheden werd ontzet. Na zich vervolgens met der woon te Lingen gevestigd te hebben, werd hij aldaar in 1802 tot hoogleeraar in de letteren en oudheden aan de Illustre school en tevens rector der Latijnsche scholen aangesteld, welke beide bedieningen hij tot de opheffing der eerstgenoemde school in 1820 heeft waargenomen. Toen eervol emeritus verklaard, overleed hij zeven jaren later, ongehuwd, te Beetsterzwaag in Friesland, 7 Junij 1827. Gedurende de jaren 1803-1812 verschenen van zijne hand tien Prolusiones, critische aanteekeningen vooral op Latijnsche dichters behelzende, en in 1814 een Latijnsch danklied aan God voor de bevrijding van Europa, getiteld: Deo Optimo Maximo, Liberatori Europae. Een en ander zag het licht in de jaarlijksche programma's der beide Lingensche scholen, en deed den auteur als een niet ongelukkig beoefenaar der Latijnsche poëzie kennen.
Zie J.C.G. Boot, de Historia Gymnasii Leovardiensis, p. 45; F. Heidekamp, Oratio de fatis rei scholasticae Lingensis et de ratione recens fundati Gymnasii, p. 6; S.F.W. Hoffmann, Verzeichniss der Altherthumsforscher und Philologen, p. 424; F.A. Eckstein, Nomenclator Philologorum, p. 556.