begeerte, historiën, romeinsche oudheden en de regten, en verwierf in 1781 den doctorsgraad, na verdediging eener dissertatie ad Legem II Codicis de hereditatis petitione cum annexis corollariis, en zette zich als advocaat te 's Hage neder, waar hij een der vermaardste regtsgeleerden werd. Na de omwenteling van 1795 werd hij vruchteloos aangezocht tot het bekleeden van den post van Fiscaal bij het hof van Holland, doch liet zich bewegen deel te nemen aan het provinciaal bestuur van dat gewest. In 1797 werd hij lid der tweede Nationale vergadering, werd den 22 Januarij 1798 nevens vele andere waardige mannen met geweld buiten de vergadering gestoten en op het huis in 't Bosch in verzekerde bewaring gesteld. Hij overleed den 10 Maart 1826, na zijne echtgenoot Aletta Gerarda Andrea Gordon, in Februarij 1816, door den dood verloren te hebben. Hij was ridder van den Nederl. Leeuw en lid der Maats. van Nederl. Letterk.
Zie Jaarl. verslag der M.v.L. 1826.