en stuitte toen andermaal op eene diepe gracht, aan de binnenzijde bezoomd met verhakkingen. Wij moesten dáár stand houden en hielden gedurende omtrent 3 uren een wèl onderhouden geweervuur met de Balinezen, gaande, ten einde het 7de bataillon door de aandacht des vijands tot mij te trekken, eenige verademing te schenken. - Dit oogmerk werd bereikt. Ik kreeg intusschen eene menigte dooden en gekwetsten: 2 officieren en 18 soldaten sneuvelden, en ik zelf met nog 3 kapiteins, 4 luitenants en 85 onderofficieren en manschappen werden gewond.’
Tegen den avond eerst trok het bataillon uit die stelling terug.
Van zijne wond hersteld, vertrok hij den 23 Mei van hetzelfde jaar andermaal naar Bali, doch kwam aldaar aan, juist na 's vijands nederlaag bij den nachtelijken aanval op Kasoemba, waarbij de opperbevelhebber, de generaal-majoor Michiels, sneuvelde. Het 13de bataillon bij het vertrek naar Bali sterk 32 officieren en 1008 onder-officieren en soldaten, was bij het eindigen van den veldtogt, door gesneuvelden, gekwetsten en zieken gereduceerd op 20 officieren en naauwelijks 300 onder-officieren en soldaten.
Den 27 September 1849 werd de majoor Sorg bevorderd tot luitenant-kolonel bij het 13de bataillon en bij besluit van den 11 December 1849, no. 44; werd hij voor zijnen beloonden moed en volharding bij de expeditie naar Bali benoemd tot ridder der Militaire Willems-Orde 3de klasse.
Ruim een jaar na dezen veldtogt werd hij andermaal geroepen om voor het vaderland te strijden. - Sedest jaren 1) hadden zich te midden onzer bezittingen ter westkust van Borneo vereenigïngen van Chinezen gevestigd, met het doel om den bodem, rijk aan edel metaal, tot hun voordeel te bewerken. Ons goevernement, in overleg met de vosten van Pontinak en Sambas, liet dit bedrijf toe, en bepaalde zich tot de vordering dat zijne souvereiniteit zou worden erkend, en dat eenige belastingen zouden worden opgebragt. De vereeniging van Chinezen te Montroda, vormde zich echter meer en meer tot eenen afzonderlijken staat. Zij weigerden gehoorzaamheid en schatpligtigheid en deden haar ten laatste tot verzet en eindelijk tot aanranding overgaan.
Deze overmoed en hoon mogten niet geduld en ongestraft blijven.
Om bedreigde punten te dekken, en om den staat van zaken terug te brengen op den voet waarop deze was vóór het uitbreken van den oorlog, werd eene expeditie derwaarts gezonden, onder bevel van den luitenant kolonel Sorg.
Zie de Staats-Courant van 21 November 1850.