Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Tweede stuk
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij
[pagina 861]
| |
Februarij 1617 predikte in de eerste afgezonderde vergadering der Nederlandsche Remonstranten te Amsterdam. (Brandt, Hist. der Ref., D. IV. bl. 479-485.) Hij schreef in 1618 met v.d. Borre het verzoek aan de Staten Generaal, dat Grevinkhoven en Goulart met de andere Remonstranten mogten geerkend worden voor de Synode. Den 12 Februarij 1619 werd hij door de Synodale gedeputeerden geschorst en daarna door de Z.-Holl. Synode afgezet. Ingedaagd om de acte van stilstand te teekenen, verscheen hij niet, maar heeft toch in 1623 die belofte geteekend. Hij herriep later, en werd in 1630, toen te Maurik wonende, tot predikant bij de Broederschap aangenomen. In 1632 werd hij voor een half jaar tot de bediening van Alkmaar gesteld en daarna te Gouda, waar hij bleef. Waarschijnlijk was Gerardus Sopingius, in 1647 proponent bij de Rem. Broederschap, vervolgens predikant te Zegwaart en Soetermeer, den 12 Augustus 1648 gestorven, zijn zoon. Zie Tideman, Rem. Broeders, bl. 75, 177, 207, 223; Kist en Royaards, Kerk. Arch., D. VII. bl. 41; Soermans, Kerk. Reg., bl. 61; Nav., D. IV. bl. 320. D. V. bl. 177. |
|