aartsbisschop van Mechelen, de bisschoppelijke wijding, waar bij Petrus Cartius, eerste bisschop van Brugge, en de wijbisschop van Mechelen, Pipinus Rosen van de orde der Predikheeren tegenwoordig waren. Den 10 November van hetzelfde jaar, nam hij, door Petrus van Grinsoen, die vroeger te Leuven zijn kapellaan geweest was, bezit van zijnen bisschoppelijken zetel, terwijl hij zich in het klooster der Karthuizers te Vucht onthield. Twee dagen later deed hij zijn plegtige intrede in zijne bisschoppelijke stad. Men haalde den bisschop, in bisschoppelijk gewaad gekleed, uit het klooster der Kruisheeren in processie af, en geleidde hem naar de kathedrale kerk. Het kapittel met de geestelijken en kloosterlingen der stad opende den trein, terwijl de bisschop door twee raadsheeren des konings, den ridder Nicolaas Oudart, heer van Ranst en Rijmenam, en Nicolaas van der Stegen, en door den magistraat der stad werd gevolgd. Toen door den onderdeken des kapittels de mis van den H. Geest was gezongen, en de kerkvoogd zijnen bisschoppelijken zegen had gegeven, werd hij door denzelfden stoet begeleid, naar het Huis der Lieven-Vrouwen-Broeders gebragt, waar men te zijner eere een plegtigen maaltijd had bereid. Sedert hield de kerkvoogd zich bezig met voor de behoorlijke uitoefening zijner herderlijke bediening de nodige maatregelen te nemen. Te dien einde rigtte hij een kerkelijk geregtshof op, aan welks hoofd hij, den 5 Februarij 1563, Johannes Typoots, licentiaat in de beide regten, als officiaal stelde. Hij deed verder de omschrijving van zijn bisdom, gelijk die door pauselijke verordening was geregeld, afkondigen, en bezocht daarna al de plaatsen, die onder zijn geestelijk gebied waren, terwijl hij overal predikte en bisschoppelijke werkzaamheden verrigtte. Ook liet hij, den 23 October 1565, de besluiten der kerkvergadering van Trente
afkondigen, in weerwil van den tegenstand van het kapittel zijner kathedrale. Hij verdeelde vervolgens zijn bisdom in 6 distrikten, en deed jaarlijks de herders van ieder distrikt, onder het voorzitterschap van hunnen deken, bijeenkomen. Ten einde zijne onderhoorige geestelijken te beter in staat te stellen om de leeringen der ketters te weêrleggen, vervaardigde hij een werkje dat in 1567 te Leuven onder dozen titel werd gedrukt: Succincta demonstratio errorum confessionis Calvinisticae, recens per has regiones sparsae. Onder de verdere vruchten van zijn ijverig bestuur telt men de voorschriften, die hij den 4 November 1569 tot eene goede regeling van zijn bisdom uitgaf, en de openbare onderrigtingen, die hij, over de noodzakelijkste onderwerpen der godgeleerdheid in zijn bisschoppelijk verblijf hield, en die gedeeltelijk in druk zijn verschenen. Men heeft van dezen kerkvoogd betrekkelijk de gebruiken die in zijn kathedraal plaats hadden, eenige wijzingen, welke hij den 17 Junij