of Pandecten die het voornaamste gedeelte der Romeinschen wethoeken uitmaken. Eerst werden door hem bewerkt, als voorafgaande proeve, A. Schultingh, Notae ad titulos Digestorum de verborum signiflcatione et regulis Juris. Edidit alque animadversiones suas adjecit N.S. L.B. 1799, en vervolgens Notae ad Digesta seu Pandectas, insgelijks met menigvuldige aanteekeningen van zijne hand. L.B. 1804-1835, in 8 dln. in 8.
Smallenburg was ridder der orde van den Nederlandschen leeuw, en overleed den 20 Julij 1836, op zijn buitengoed te Warmond.
Zie Siegenbeek, Geschied. d. Leidsche Hooges., D. I. bl. 327, 374, 375. D. II. bl. 234 in de Annales Acad. L.B. 1836-1837, p. 27-29, 40-41; Mr. A. de Pinto, in Alg. Konst- en Letterb. 1836. D. V. bl. 83, 86. p. 204; Nieuwenhuis, (Aanh.), Kobus en de Rivecourt; Venwoert; Te Water, Narratio, p. 77, 241; Wyttenbachius, Vita Ruhnkenii, p. 204; Muller, Cat. v. port.