beeldenbreeking schuldig geweest was. Hij woonde in zijn eigen huis in den Briel, doch zijne voornaamste bezittingen waren voor 't overige, twee paarden, twee koeijen en eenige vaarzen. Alva won derhalve niets bij die verbeurtverklaring van zijne goederen, te minder, omdat zelfs niemand op zijn huisraad had willen bieden. Mogelijk had hij den bijnaam van Sleper wegens zijn dagelijksch beroep ontvangen. Naardien rijkdom, hooge geboorte en aanzienlijke eerambten hem den weg niet baanden om in 't bondgenootschap aangenomen te worden, mag men vermoeden dat hij, of wegens zijne ware verdiensten of om andere redenen, eene plaats onder de verbonden edelen verworven heeft.
Zie Sententie van Alva, bl. 156, 162; Te Water, Verb. der Edelen, D. III. bl. 292, 293, 294; Kobus en de Rivecourt.