[Lodewijk Adolf Schroeder Steinmetz]
SCHROEDER STEINMETZ (Lodewijk Adolf) werd den 18den van Zomermaand 1808 te Groningen geboren, bezocht de Latijnsche scholen, en in 1824 de hoogeschool dier stad. Hier wijdde hij zich aan de regtsgeleerdheid, en de letteren, en verkreeg den 3den van Hooimaand 1830 het doctoraat in beide vakken, na het verdedigen van een Specimen literarium sistens observationes quasdam, criticas in nonnulla loca veterum, en een ander Specimen philosophio-juridicum de officiorum et jurium quae dicitur, collisione. De bewerking van dit laatste specimen, dat zoo in ons vaderland als daar buiten veel lofs inoogstte, en in het algemeen de beoefening van het wijsgeerig regt, dat onder zijnen leermeester de Wal zoo zeer bloeide, had echter welligt meer dan zijne letterkundige studiën den regtsgeleerde nader geleid tot eene ernstige beschouwing van de eigenlijk gezegde wijsbegeerte, zoo dat die wijsbegeerte, na het verlaten der hoogeschool, zijn lievelings-studie werd, en hij zich van toen af, met ongemeene vlijt, aanhoudend en bij voorkeur er mede bezig hield. Zijn door het Stolpiaansch legaat te Leiden in 1835 bekroonde verhandeling betreffende den bewijsgrond van Gods bestaan, getuigde van zijne gelukkige beoefening dezer wetenschap. Ook bleek uit zijn vertoog over de eerste grondslagen van het strafwezen. Gron. 1837, dat de beoefening der regtsgeleerdheid niet door hem uit het oog werd verloren. Zijn stuk over de vraag naar het al of niet