regter op Java, vroeger raad in het hoog geregtshof van Nederlandsch Indië.
De taak der commissie was alzoo niet, het scheppen van eene oorspronkelijke wetgeving voor Indië en nog veel minder eene beoordeeling van de wezenlijke waarde der Nederlandsche wetboeken, met het doel om, waar dit, ook voor Nederland, noodig scheen, verbeteringen voor te stellen; - maar uitsluitend om, in het algemeen aannemende de deugdelijkheid der Nederlandsche wetgeving, derzelver bepalingen, zoo veel doenlijk onveranderd voor Indië over te nemen, en alleen daarvan af te wijken, wanneer de plaatselijke gesteldheid en de aangelegenheden van Indië dringend geboden het aanbrengen van wijzigingen, of wel de vervanging van oorspronkelijke bepalingen door andere, voor Indië meer geschikt. Indien de gesteldheid of aangelegenheden van Indië geene zoodanige afwijkingen hadden gevorderd, zou de Nederlandsche wetgeving onveranderd aldaar zijn overgeplant.
De laatste werkzaamheden voor de Indische wetgeving zijn hier te lande, nadat de in 1839 ingestelde commissie, bij koninklijk besluit van 15 December 1845, no. 68, was ontbonden, ingevolge 's konings bevelen, volbragt door den staatsraad jonkheer mr. H.L. Wichers, in gemeen overleg met den heer mr. Scholten, die na de vervulling der taak hem, hier te lande, bij voormeld besluit in 1839 opgegeven, zich, uit hoofde van den zeer verzwakten staat zijner gezondheid, had verpligt gevonden, zijn ontslag te verzoeken uit zijne Indische bedieningen, hetwelk hem, op de meest eervolle wijze, is verleend, bij besluit van 13 December 1845, no. 85, onder toekenning van den titel van Staatsraad. Reeds vroeger, Julij 1839, was hij benoemd tot ridder der orde van den Nederlandschen Leeuw. Ten gevolge van dit ontslag wierd bepaald, dat de heer Wichers, met behoud zijner betrekking van lid van den raad van state, zich in zending zou begeven naar Nederlandsch Indië, met het tweeledig doel: om gedurende zijn verblijf aldaar, het voorzitterschap te bekleeden der beide Indische hooge geregtshoven, - en om den gouverneur-generaal bij te staan in het invoeren der nieuwe wetboeken voor Nederlandsch Indië.
De heer Wichers is op den 23 Mei 1846, ter vervulling van de hem toevertrouwde eervolle en gewigtige zending, naar Indië vertrokken, en heeft zich daar van zijnen last uitmuntend gekweten.
De taak van den heer Scholten van oud Haarlem, hem in het belang van Nederlandsch Indië opgelegd, was nu afgeloopen. Hij volbragt die taak op een voorbeeldeloos ijverige wijze, en het mag als ontwijfelbaar zeker gesteld worden, dat de herziening der Indische wetgeving, zouder hem, nog lang tot de vrome wenschen behoord zou hebben. De schets die