[Joannes Philippus Scheidius]
SCHEIDIUS (Joannes Philippus), oudste zoon van den hoogleeraar E. Scheidius, in 1767 te Harderwijk geboren, werd den 15 Augustus 1780 als student in de regtsgeleerdheid ingeschreven, na verdediging eeniger theses aldaar den 25 September 1789 in dit vak gepromoveerd, en zette zich te Arnhem als pleitbezorger neder. Hij aanvaarde in 1791 het hoogleeraarambt in de regten aan de hoogeschool te Franeker, met eene rede de eloquentia Fori, (Franeq. 1792). Eene roeping tot den Harderwijker regtskatheder wees hij af; maar misnoegen over de omwenteling van 1795 noopte hem zijn post neêr te leggen en naar Arnhem weêr te keeren. Hier nam hij de praktijk wederom op. In 1811 werd hij secretaris generaal der prefecture van het departement des Boven-IJssels, en, na de omwenteling van 1813, griffier der staten van Gelderland.
Hij overleed den 11 Jan. 1821 te Arnhem.
Men kent hem toe: Diss. de damno, quod germano Juris Civ. Rom. studio ex reliquarum Jurisprud. partium contemtu inferri solet. Fran. 1794.
Zie Bouman, Gesch. d. Geld. Hooges., D. II. bl. 428, 520, 521; Nieuwenhuis; Kobus en de Rivecourt, Letterbode, 1792 no. 205.