Biographisch woordenboek der Nederlanden. Deel 17. Eerste stuk
(1874)–A.J. van der Aa– Auteursrechtvrij[Petrus Santvoort]SANTVOORT (Petrus) werd omtreeks 1658 te Breda geboren, studeerde aan eene niet gemelde hoogeschool, verwierf er den graad van theologiae candidaat, en werd tot doctor in de godgeleerdheid bevorderd. Zijne meer vrije en kostbare levenswijs, gevoegd bij grooten overvloed van proponenten, veroorzaakte, dat in het verkrijgen eener standplaats, het geluk hem tegenliep, en hij, bij voortduring zijne ouderen tot last, daarover wel eens bittere verwijtingen van zijne moeder moest hooren. Hier over verdrietig, verliet hij, zonder van zijne bedoelingen of uitzigten iets te laten weten, het ouderlijk huis, en doorreisde in armoede en gebrek Frankrijk, waar hij om de religie werd gevangen genomen, en Italie. Te Rome, waar hij zich door de opzieners der Vatikaansche boe- | |
[pagina 108]
| |
kerij deed opmerken, verkreeg hij aan deze een geringe aanstelling, die hem voor gebrek behoedde. Al spoedig maakte hij zich in deze post onmisbaar, en klom, door meer dan eene bevordering, tot aanzienlijker betrekkingen op. Eindelijk, na het overlijden van den onder-bibliothecaris, werd hem zelfs de post van dezen aangeboden, mits hij, den Hervormden godsdienst verzakende, opentlijk tot de R. Kerk overging. Hiertoe kon hij niet besluiten, en keerde, na een uitlandigheid van twee jaren in zijn vaderland terug. Zijn vader, reeds eenige tijd overleden, vond hij niet meer, en het lijk zijner moeder stond boven aarde. De roem zijner geleerdheid, gelijk ook zijne buitengewone lotgevallen bezorgde hem, den predikant uit (1682) Rome, gelijk men hem noemde, al spoedig het beroep in de gemeente van 't Woud bij Delft. Terwijl hij hier de dienst waarnam liet hij zich ofschoon reeds 41 jaren ond, als student te Leiden inschrijven en verwierf reeds den volgenden dag den graad van theol. doctor, na het verdedigen eener Dissertatio Inauguralis, de Angelo Satan colaphisante Paulum, ad II Cor. XII:7, die, aan Willem Bentinck graaf van Portland opgedragen, nog verdient gelezen te worden. Ondertusschen was hij, met eene rijke maar evenmin jeugdige als schoone jufvrouw te Delft in kennis gekomen. Wederzijdsche trouwbeloften werden uitgewisseld, en hij inmidmels door zijne geliefde in staat gesteld om zijne huishouding op meer behoorlijken voet te regelen en nu en dan zijne vrienden te onthalen. Niettemin zijne gedane keus berouwde hem ras, en hij brak zijne betrekking met de Delfsche jufvrouw af. Deze, gebelgd over de haar aangedane beleediging, klaagt hem wegens geschondene trouwbeloften aan, ja weet het zoo ver te brengen, dat de leeraar tot het ontvangen eener openlijke bestraffing en het zitten onder den predikstoel gedurende eenige weken veroordeeld wordt. Juist tegen het einde dezer straf werd hij te Middelburg beroepen. Hij aanvaardde dit beroep, doch had niet lang genot van den gelukkigen keer, die zijn lot scheen te hebben genomen. Toen hij namelijk als jongste predikant geroepen werd, een' veroordeelde misdadiger voor den dood te bereiden en in de laatste ure bij te staan, bragt de wreede strafoefening (de moordenaar werd geradbraakt) op zijn beweeglijk gestel zulk een noodlottigen indruk te weeg dat een plotseling toeval op de plaats zelve (het schavot), aan zijne tragische levensloop een einde maakte. Hij werd den 1 October 1703 begravenGa naar voetnoot1). Santvoort was een Voetiaansch predikant en was de onderwijzer van den beruchten Jacob Campo Weijerman.
Zie Kist en Royaards, Nederl. Archief, D. II. bl. 220, volgg. | |
[pagina 109]
| |
401; D. VIII. bl. 190; Levensb. v. meest. Nederl. mannen en vrouwen, D. II. bl. 95. |
|