maand Augustus 1824, onder bevel van den Luitenant-Kolonel H.J.J.L. de Steurs ondernomen werd, om den weêrspannigen vorst van Soepa, een vasal van het Nederlandsch gouvernement, onder het wettig gezag terug te brengen. Voor de vijandelijke sterkte aldaar werden verscheidene bloedige gevechten geleverd, waaraan de luitenant Rutten met beleid een werkdadig deel nam, en met eere vinden wij zijnen naam vermeld bij de nederlaag welke den 30 van die maand, door onze troepen voor die sterkte geleden werd, en waar zij, na met heldenmoed gestreden, en een groot verlies aan dooden en gekwesten ondergaan te hebben, zich genoodzaakt zagen de pogingen, om die sterkte te vermeesteren, vooreerst op te geven.
Den 28 September van hetzelfde jaar nam hij deel aan het met gunstig gevolg bekroonde gevecht om den vijand uit de nabijheid van onzen post te Maros, eenige uren benoorden Makassar te verdrijven, doch den 17 October daaropvolgenden had de vijand eene poging in den zin om de gemeenschap te land, tusschen genoemden post en Makassar af te snijden. Hiervan onderrigt, zonderde de kommandant van Maros, de kapitein B.J. Le Clercq, van de bezetting 218 hoofden af met vier veldstukken, en vereenigde die in eene kolonne, om met de inlandsche hulptroepen, ongeveer 4000 man sterk, deze poging te verijdelen. Den 13 werden de onzen 's morgens om 7 uren aangevallen, waarop een bloedig gevecht volgde, waarbij de onzen aanvankelijk eenig voordeel behaalden, doch doordien een deel der hulptroepen trouweloos tot den vijand overliep, en de onzen dien ten gevolge in den rug werden aangevallen, keerde weldra de kans en werd den onzen een gevoelig verlies toegebragt. De kapitein-kommandant Le Clercq, de eerste luitenant Kriss, benevens 34 Europeësche en 19 Inlandsche soldaten sneuvelden, een groot getal werd gewond, en twee der veldstukken onder den luitenant Rutten, die met veel dapperheid streed, vielen met hunne bemanningen in handen van den vijand. Bovendien telden onze Makassaarsche hulptroepen een groot getal dooden en gekwetsten.
Had hij moeten deelen in de nederlaag welke den onzen op den 30sten Augustus 1824 voor Soepa te beurt viel, Rutten mogt het genoegen smaken deel te nemen aan de gevechten welke, door eene sterkere krijgsmagt, door den generaal Van Geen aangevoerd, den 26 en 27 Junij 1825 voor die zelfde sterkte geleverd werden, met het gelukkig gevolg dat de buiten werken werden genomen, en de vorst zich niet meer veilig achtende, zich den volgenden dag onderwierp.
De te Soepa behaalde overwinning maakte een einde